De moed en de wil

Door Redactie - In: column - 16 november 2018

Column | Ed Taylor


De Volkskrant publiceert elke zaterdag de rubriek ‘Die ene patiënt’. Daarin vertellen artsen, medisch specialisten of therapeuten over de patiënt die hen anders liet kijken naar hun vakgebied. Een verloskundige adviseerde ouders om hun ongeboren kind te laten aborteren omdat de echo een hartafwijking liet zien, maar zij wilden dat niet. Dat zette haar aan het denken – zeker, toen later bleek dat het kind over haar hart­afwijking was heen gegroeid. Of die longarts die meende dat een levenslustige jonge vrouw met een agressieve en al uitgezaaide longtumor was uitbehandeld. Maar zij wilde door – ondanks alle pijn en ongemakken en leefde nog anderhalf jaar.

De moed en de wil

Dit soort eye-openers werpen de vraag op wat kwaliteit van leven nu eigenlijk is. Ook Ita Wegman worstelde als jonge arts met de betekenis van het ziek-zijn, het ziekteproces en haar manier van (be)handelen. In 1918 schreef zij aan Rudolf Steiner:

‘(…) Ik moet u de treurige mededeling doen dat mevrouw K. de 29e ’s morgens om 9 uur is gestorven, nadat zij twee dagen bewusteloos was geweest. Het leek aanvankelijk bergop te gaan, maar plotseling begon zij te klagen over nek- en hoofdpijnen. De koorts kwam terug (…), langzamerhand verdween ook het bewustzijn. Reflexachtige bewegingen waren er nog wel, evenals ongearticuleerde uitingen en zwaar kermen. Het was zwaar dit alles te moeten meemaken en op geen enkele manier te kunnen helpen. Ik had voordat de verslechtering in haar toestand kwam, nog een ernstig gesprek met haar gevoerd dat haar zeer in verwarring had gebracht. Zou dat het doorzetten van haar ziekte kunnen hebben bespoedigd? Ik hoop nog eens indringend met u hierover te kunnen spreken, omdat ik me door dit voorval bewust ben geworden van de verantwoordelijkheden van mijn post en daarover innerlijke vragen heb: het heeft me zeer getroffen.’

Wat voor vragen waren dat? Herkenbare vragen, die ons herinneren aan ons mens zijn. Wat voor effect hebben onze daden bijvoorbeeld in de levens van anderen? Een leraar, die zijn of haar leerling opmontert of juist bekritiseert? Een agressieve reactie in het verkeer? Het stille mantelzorgen bij de buurvrouw? Ita Wegman vroeg zich af: ‘Hoe lang moet ik als arts blijven behandelen? Wat betekent dat, voor de zieke en voor mij zelf?’ Het werd een levensvraag, waarover ze ongetwijfeld ook met Rudolf Steiner gesproken heeft. Toen hij eind september 1924 ernstig ziek werd, verpleegde zij hem dag en nacht, zes maanden lang. Ze leefde met hem mee, behandelde hem naar vermogen en moest ervaren dat zijn krachten langzaam maar zeker afnamen tot de dood erop volgde.

Haar antwoord op haar levensvraag was karakteristiek: Ita Wegman was ervan overtuigd geraakt dat liefdevolle behandeling ook nog doorwerkte na het overlijden van haar patiënten. Zij realiseerde zich bovendien dat ze met haar behandelingen niet alleen ingreep in het lot van haar medemens, maar ook in dat van haar zelf. Zo worden aan het ziekbed als het ware besluiten over het karma genomen: zowel van haar als arts, als van de patiënten. Voor Wegman werd het helder: de patiënt moet de wil hebben om beter te worden, en het leven opnieuw kunnen ordenen en invullen. Maar de arts moet de moed hebben te willen werken aan de genezing van de zieken.


Meer brieven van Ita Wegman vind je in: Wer war Ita Wegman

J.E. Zeylmans  |  Edition Georgenberg

Lees online het artikel  ‘Wie was Ita Wegman?’  |  Ed Taylor