Wie was Ita Wegman?

Door Redactie - In: biografie, diversen - 16 november 2018

Tekst | Ed Taylor


Het nieuwe ledenmagazine van Antroposana is vernoemd naar Ita Wegman. Als arts en wegbereider van de antroposofische geneeskunde werkte ze nauw samen met Rudolf Steiner. Ed Taylor verdiepte zich in haar biografie.

Wie was Ita Wegman?

Kinderjaren

Wat denk je? Maakt het uit op welke geografische plek op aarde je wordt geboren en je kinderjaren hebt doorgebracht? Of je wieg stond in hartje Amsterdam met buiten de knerpende tram en gillende sirenes of in het duinzand van een Waddeneiland met het geluid van de branding nooit ver weg? Of je kon spelen in de bosrijke Achterhoek of op de klei van het Groninger Ommeland? Van schrijver Marten Toonder is bekend dat hij in 1965 naar Ierland verhuisde omdat daar de sfeer meer aansloot bij zijn verhalen over Bommel en Tom Poes. Rudolf Steiner heeft meermalen uitvoerig uitgelegd dat het belangrijk was dat hij in een slavische omgeving bij de rivier de Mur geboren werd. Hij groeide op in de bergen en dalen tussen Hongarije en Oostenrijk.

Leergierig

Ita Wegman werd  in 1876 geboren op Java. Vandaag de dag is haar geboorteplaats weer woeker-natuur, zoals dat daar gaat, wanneer de mensen hun woonplaats verlaten. Er was moerassig laagland, riviertjes met aan de oevers rijstvelden, plantages vol tabak-, katoen- en kaneelplanten, de alang-alang, de djatibomen. Niet lang na haar geboorte verhuisde de familie Wegman naar Gending. Nu woonden ze bij de vulkanen, de ravijnen en woeste bergrivieren. Hier strekten de plantages zich terrasgewijs lieflijk omhoog tegen de hellingen van de vulkaan. Vlak daarnaast waren de diepe bergmeren en donkere vulkaanhellingen. Tropische regenbuien veroorzaakten modderstromen en dan daarna was er een tijdlang ongelooflijke droogte waarin nauwelijks een spat regenwater wilde vallen. In deze uiterst vitale natuur vol tegenstellingen met overdonderende groeikracht groeide Ita op. Nog meer tegenstellingen: naast haar leergierigheid op school had ze ook liefde voor die natuur: ze trok er met haar paard op uit, kon eindeloos in deze pracht opgaan. Net zoals ze ook graag opging in de verhalen van haar baboe, die vertelde over boze geesten, ijzingwekkende demonen en stille krachten. Evenzeer kon ze zich verliezen in de klanken van het gamelanorkest en de wajangpoppen die verhalen uitbeeldden uit de godenwereld van de Mahabharata. Wat kun je meenemen uit je jeugd als je zo opgroeit? Ita Wegman nam in ieder geval een krachtig gevoed en beweeglijk inlevingsvermogen mee, een kunnen leven met tegenstellingen en een openheid voor meer dan alleen de materiële werkelijkheid.

Beslissend moment

Herken je dit? Je ontmoet iemand en weet meteen: dit is beslissend voor het verdere verloop van mijn leven. Je begint iets ‘te moeten’. Ita Wegman had dat gevoel althans toen ze Rudolf Steiner leerde kennen. Na een periode in haar tienerjaren kwam Wegman op haar 24e opnieuw naar Nederland, maakte hier haar opleiding tot gymnastieklerares af en vertrok naar Berlijn. Daar wilde ze een opleiding in de zogeheten ‘Zweedse massage’ volgen. Maar ook het Berlijnse culturele leven trok haar geweldig, waaronder de avondbijeenkomsten van de Theosofische Vereniging. Op één van die avonden sprak Rudolf Steiner over het sprookje van Goethe. Een sprookje dat verhaalt over De Groene Slang en de Schone Lelie. Door een boze betovering is de schone Lelie in een lastige situatie verzeild geraakt: alles wat ze aanraakt, verstart. Haar prachtige rijk aan de overzijde van de rivier is haar levenskrachten kwijtgeraakt. Pas als de juiste tijd daar is en alle voorwaarden zijn vervuld, breekt de ban. Dan werken alle krachten samen, waarna het uiteindelijk de kracht van de liefde is die het nieuwe leven doet ontwaken. Dit verhaal over ‘veranderen op het juiste moment’ boeide haar geweldig. Wegman zocht Steiner op: ‘meteen wist ik dat er een beslissend moment in mijn leven plaats vond. (...) Rudolf Steiner ontving mij in grote ernst, zijn blik was vragend. Tussen ons werd niet veel gesproken: we begrepen elkaar heel goed.’ [1] Naast haar werk op een therapeutische kliniek volgde ze nu zo veel mogelijk voordrachten en esoterische lessen: besloten bijeenkomsten voor leden van de Theosofische Vereniging, waarin praktische oefeningen en meditatie-oefeningen centraal stonden. Ita Wegman oefende vlijtig en merkte daardoor hoe weinig inhoud ze tot dan toe aan haar werk had kunnen geven en hoe onbevredigend haar onderwijs in massage en therapieën was geweest. Ze wilde de menskunde van Steiner centraal in haar werk kunnen stellen. Daar vroeg ze hem naar. Steiner adviseerde haar om medicijnen te gaan studeren. Wegman hield niet van studeren, hoewel ze het best zou kunnen. Liever was ze meteen sociaal-praktisch aan het werk – daarom had ze ook steeds beroepsopleidingen gevolgd. En er was nog een probleem: vrouwen werden in Berlijn niet tot de reguliere artsenstudie toegelaten. Maar dat Steiner haar had aangemoedigd, gaf de doorslag. Van Marie von Sivers (de latere echtgenote van Steiner) hoorde ze dat je als vrouw wel in Zwitserland medicijnen kon studeren.

Antroposofische geneeskunde

Goed vijf jaar later werd Ita Wegman beëdigd als arts in Zürich. Ze werkte in een kinderkliniek, later in ziekenhuizen in Winterthur, St. Gallen en Liestal en in de vrouwenkliniek in Zürich. In die stad vestigde ze met compagnon Anna Baltischwiller in 1917 een privékliniek. Steiner vroeg ze geregeld om raad. Meestal betrof het de behandeling van bepaalde patiënten, soms ook vragen over geneesmiddelen of over toevoegingen bij badtherapieën. Zij maakte veel werk van de aanwijzingen die Steiner gaf, vooral bij het vervaardigen van geneesmiddelen, onder andere het gebruik van maretak bij patiënten met kanker. Wegman maakte samen met haar apotheker Oskar Schmiedel een preparaat in Zürich, dat wonderwel werkte bij bepaalde patiënten. Samen met Schmiedel verfijnde ze de receptuur van het preparaat. Nog weer later legden zij de basis voor Weleda, waar veel meer geneesmiddelen zouden worden ontwikkeld. Hoewel het haar goed ging in Zürich, was ze toch niet tevreden. Ze merkte dat ze niet geheel en al kon werken vanuit de antroposofie. Ze miste collega’s met wie ze daarover kon uitwisselen en in de eigen kliniek waren er geen andere mensen die verbinding hadden met dat gedachtengoed. Bovendien werd Ita Wegman steeds meer geïnspireerd door de nieuwe, sociaal gerichte beweging voor maatschappelijke driegeleding. Steiner had aan het eind van de Eerste Wereldoorlog ideeën ontwikkeld voor een gezonde maatschappelijke structuur. Naar zijn idee was de maatschappij een organisme dat een samenhangend geheel vormde, waarin drie ‘geledingen’ te onderscheiden waren. Het economische leven, waarin de bedrijven gericht zouden moeten zijn op broederlijke samenwerking om de noden van de mensen te bevredigen. Het culturele leven, waar vrijheid zou moeten zijn. Het gaat om geestelijke en culturele aangelegenheden zoals bijvoorbeeld kunst, religie, onderwijs. En dan is er het derde gebied van het rechtsleven, waar de gelijkwaardigheid van mensen centraal staat en waar de staat voor zou moeten zorgen. Wegman besloot een nieuwe, geheel eigen kliniek op te zetten in Arlesheim, op steenworp afstand van Dornach. Daar zou haar therapeutische impuls handen en voeten kunnen krijgen, ingebed in deze nieuwe sociale beweging én ze zou naar vakgenoten kunnen zoeken die wel vanuit de antroposofie wilden werken.

Daadkracht

Van ‘startup’ en ‘crowdfunding’ had nog nooit iemand gehoord, maar Wegman praktiseerde beide. Ze schreef dankbare cliënten aan voor een lening. Dat lukte glansrijk – ze zou het later nog een aantal keren doen – zocht en vond een geschikte locatie en begon in september 1920 haar eigen kliniek. Binnen de kortste keren vond ze enthousiaste artsen en sprak af met apotheker Oskar Schmiedel dat hij met haar aan de verdere ontwikkeling van antroposofische geneesmiddelen zou werken. Maar vooral: ze engageerde Rudolf Steiner voor een intensieve samenwerking. Uitgangspunt: ze zetten zich niet af tegen de reguliere geneeskunde. Integendeel. Het ging om een uitbreiding (‘Erweiterung’) van wat er al was ontwikkeld. Steiner woonde spreekuren bij, gaf raad bij therapieën, besprak met Wegman het ziektebeeld van patiënten en bezocht hen aan bed. Deze manier van samenwerken intensiveerden Steiner en Wegman tot aan zijn dood in 1925.

Wat voor indruk maakte Wegman op medewerkers en patiënten? In de woorden van  collega-arts Norbert Glas:

Kwam je dokter Wegman in de tuin tegen, dan viel de zekere en toch veerkrachtige tred op waarmee ze je tegemoet kwam. Haar helder stralende ogen begroetten opmerkzaam de mensen die naar haar toekwamen om haar te spreken. En velen zochten haar op om raad te vragen. In het spreekuur nam ze, sterk met haar patiënten meelevend, de klachten van hen steeds serieus. Ze vonden het heerlijk te merken dat de arts de angst die in de zielen van de meeste zieken woont, door deze houding al enigszins weg kon nemen. Gewoon haar aanwezigheid zorgde ervoor dat mensen zich wat beter gingen voelen. Dat kon Ita Wegman, omdat ze zelf geen angst meer had. Maar het was ook haar vanzelfsprekende manier van doen die dat bewerkstelligde (). Ze kende de moed. Die liet ze zien in al haar medisch handelen. Ze was ongelooflijk daadkrachtig, zelfs als ze voor de aller-moeilijkste ziektegevallen stond.

Aanstekelijk werkte haar overgave aan Rudolf Steiners adviezen. Onzelfzuchtig volgde ze die op, maar ze bleef desondanks een volledig zelfstandige persoonlijkheid (). Ze was wat haar temperament betrof behoorlijk cholerisch. Rudolf Steiner schijnt haar daarover wel eens het een en ander gezegd te hebben, wellicht ook met het advies om dat temperament wat minder krachtig uit te leven. Ze kwam van dat bezoek weer in de kliniek terug, de handen tot vuisten  gebald en zei lachend tegen ons: ‘Het zal hem nog verdriet doen als ik te zacht geworden ben’. [2]

Op een van de voordrachtsreizen die Steiner en Wegman geregeld maakten (Penmaenmawr, 1923) vroeg zij hem: ‘Waarom staat in de geneeskunde het mysterieprincipe niet meer op de voorgrond? Ik zou graag een geneeskunde hebben zoals die in de tijd van de mysteriecultuur was.’ Wegman doelde op de traditie in de Klassieke Oudheid van centra, waar mensen breed werden opgeleid en ingewijd. Plekken waar mensen leerden over de samenhang tussen mens, natuur en godenwereld en leerden over zichzelf. Als zij ‘klaar’ waren, werden zij vaak priester, leraar en dokter tegelijk. Dit was de vraag waarop Steiner gewacht had. Nu bouwde hij samen met Wegman de antroposofische geneeskunde inhoudelijk verder op. Belangrijk is de menskundige achtergrond: de mens heeft diverse ‘wezensdelen’: lichaam, geest en ziel. Een arts zou moeten leren onderscheiden wat een ziekte zegt over het vitaliteitselement van de patiënt, hoe de menselijke ziel in de ziekte meespeelt en wat het fysieke in de ziekte is. Ook zou een arts kennis moeten hebben van de minerale wereld, de planten- en dierenwereld en hoe op dit alles de sterren invloed hebben. Nu is iedere patiënt daarbij ook nog een individueel mens, verschillend van alle anderen, met een eigen biografie en een eigen lot. Al deze elementen zouden in de diagnose hun rol moeten spelen. Juist door zijn kennis van de mineralen, planten en dieren is de arts vervolgens in staat om het juiste geneesmiddel uit deze aarderijken te kunnen halen. Zoals ieder mens de wil tot genezen zou moeten hebben, zo heeft de arts de moed tot genezen nodig. Samen schreven ze het boek ‘Grondslagen voor een verruiming van de geneeskunst’. Steiner zorgde grosso modo voor de inhoudelijke tekst van het boek, Wegman voor de  bijbehorende voorbeelden uit haar artsenpraktijk.

Tegenslagen

Hoe we omgaan met grote tegenslagen in ons leven is voor iedereen verschillend. Ita Wegman kende drie grote tegenslagen. Het is karakteristiek hoe zij in die gevallen handelde. De eerste keer was het de oudjaarsnacht van 1922. Jarenlang was er gebouwd aan het eerste Goetheanum in het Zwitserse Dornach. Nog altijd was het hart van de campus waar mensen zich konden verdiepen in de antroposofie niet helemaal klaar, maar het was al wel in gebruik genomen. Het enorme gebouw was geheel uit hout opgetrokken, zowel van binnen als van buiten een toonbeeld van nieuwe architectuur zoals Steiner die voor zich zag. Honderden mensen hadden geheel vrijwillig aan de bouw mee gewerkt. In de oudjaarsnacht werd het Goetheanum in brand gestoken - wat de volgende dag restte, waren slechts rokende puinhopen. Die nacht brak Rudolf Steiner. Ita Wegman hielp hem herstellen, maar echt vitaal werd hij niet meer. In de daarop volgende twee jaar werd zijn gezondheid steeds brozer. Als arts zorgde Wegman zo goed mogelijk voor hem, hun samenwerking werd ook intenser, maar steeds meer moest ze constateren dat het niet meer ging. Juist in de tijd dat zij zich inniger verbond met de antroposofie, met de invulling van de nieuwe geneeskunst en het verder ontwikkelen van behandelingen en geneesmiddelen in nauwe samenwerking met Steiner – juist op dat moment werd zijn gezondheid ondermijnd.

Oppositie

Het sterven van Steiner op 30 maart 1925 was een nieuwe tegenslag. Sinds de brand van het Goetheanum had Wegman zich een plaats verworven binnen de Antroposofische Vereniging. Het was voor haar vanzelfsprekend dat Steiner haar had gevraagd plaats te nemen in het bestuur van de nieuw opgerichte vereniging (december 1923, een jaar na de brand). Maar die vraag van Steiner bleek niet onomstreden voor een grote groep leden, bleek al spoedig na het overlijden van Steiner. Wegman moest om zien te gaan met het verliezen van haar samenwerkingspartner én met de groeiende oppositie binnen haar geliefde vereniging. Haar impulsief ondernomen activiteiten als bestuurslid, deels op verzoek van een aantal leden, werden haar door andere leden niet in dank afgenomen. Zij zagen het als een poging om de ‘macht’ in de vereniging te grijpen, als een onjuiste voortzetting van Steiners werk. Ze waren er trouwens ook niet zo van overtuigd dat Wegman de persoon was die dit soort dingen kon doen. Overleg over het een en ander met de andere bestuursleden vond verder nauwelijks plaats. Sterker nog: juist vanuit kringen rond Marie Steiner (echtgenote van Rudolf Steiner en eveneens bestuurslid) kwamen de meest grove insinuaties[3]. Hoe zat dat nou precies met Wegman en Steiner? En wat had ze eigenlijk precies zelf bijgedragen aan dat boek over de vernieuwing van de geneeskunde?

Weerwoord leverde Wegman nauwelijks in het openbaar, zelfs niet toen er grove beledigingen geuit werden tijdens de grote bijeenkomsten die enkele keren per jaar in Dornach werden gehouden. Wegman verwaardigde zich ook niet brieven of andere documenten van Steiners hand (die toch een aantal leden zeker de mond gesnoerd zouden hebben) te laten zien. Die kwamen pas tevoorschijn uit haar nalatenschap. Bernard Lievegoed, lang voorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland, schreef over zo’n situatie:

Ik heb in die tijd veel van Wegman geleerd. Ik zat in de zaal tijdens de vergaderingen in Dornach. Er werden heel afschuwelijke dingen gezegd, ook over haar persoon. Zij bleef rustig zitten zwijgen. Na afloop vroegen wij aan haar: ‘Waarom heeft u niets gezegd?’ Toen antwoordde zij: ‘Dr. Steiner heeft mij geleerd dat je demonen niet kunt bestrijden, maar dat je die alleen kunt uithongeren door ze geen voedsel te geven.’ [4]

Dat deed ze moedig zonder ooit één kwaad woord te spreken over de mensen die haar beledigden en kwaadspraken. Zo ging ze om met deze grootste tegenslag in haar leven: ze werd uit het bestuur en uit de vereniging gezet en ook werd haar de leiding over de medische sectie binnen de Antroposofische Vereniging ontnomen. Je zou denken dat haar levenswerk daarmee werd vernietigd. Maar wat schreef ze aan een vriend, in deze tijd: ‘Wat ik te doen heb, is toch vooral mensen om mij heen te verzamelen die op de juiste wijze de verbinding met het gebeuren rond kerst 1923 (oprichtingsdatum van de nieuwe vereniging - ET) in zich dragen. Ook als het maar een klein aantal artsen is, dan kunnen wij de geestelijke stroom die ik moet behoeden, van de ondergang redden.’ Wegman ging onvermoeibaar verder met wat zij als haar opdracht zag: het verbreiden en verdiepen van de antroposofische geneeskunst.

Isolement

Hoe moeilijk is het niet voor ons om zonder wrok iemand te vergeven, die je het leven zuur heeft gemaakt? In haar laatste levensjaren werd het werken moeilijker: Wegman was in 1934 flink ziek geweest, had de tegenslag van het uitzetten uit de vereniging te verwerken, maar ook de uiterlijke omstandigheden bemoeilijkten haar werk. Zeker toen de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken kon ze niet langer reizen naar de klinieken, therapeutica en heilpedagogische instituten in Europa die ze had mee helpen opzetten. Zwitserland belandde in een geïsoleerde positie. Haar netwerk werd kleiner en zij gaf ook de leiding van haar kliniek in Arlesheim uit handen. Juist op dat moment publiceerde Marie Steiner een open brief in het blad van de Antroposofische Vereniging, omdat er nieuwe controverses waren ontstaan, waaraan ook Marie Steiner, opnieuw deel had. Zij schreef:      

Wij staan als vereniging voor de overlevingsvraag. De door de wereldoorlog over ons heen gekomen catastrofes, het isolement van Zwitserland, de armoede enzovoorts enzovoorts maken het vrijwel onmogelijk dat we als vereniging nog overleven. Maar er gebeuren nog wonderen. Die kunnen gebeuren als onze morele kracht die rechtvaardigen. Wat staat ons te doen?

Vergeven! Ieder van ons kan vergeven wat te vergeven is. Laten we vergeten wat het onthouden eigenlijk niet waard is, in plaats van ons te wentelen in het ons aangedane onrecht. Laten we een streep zetten door al die oude gebeurtenissen die ons zo vermoeien en waarvan de jongeren onder ons al niet eens meer weten waarover het ging (). We moeten weer tot een eendrachtige samenwerking komen zonder uitsluiting van mensen aan wie we een hekel hebben. Niemand mogen wij het werk verhinderen als dat in liefde voor Rudolf Steiner en de antroposofie wordt gedaan.[5]

Ita Wegman beleefde dit als had Marie Steiner deze zinnen voor haar geschreven. Ze wist wel dat dat niet het geval was, maar haar gevoel was zo sterk, dat ze zich aan het schrijven van een brief waagde[6]:

Zeer geachte mevrouw Steiner

Vergeeft u mij alstublieft dat ik mij tot u richt. Ik heb uw artikel voor de leden van de vereniging gelezen, dat u kort voor kerst 1942 heeft geschreven. Uw artikel wordt op verschillende manieren uitgelegd. Daarover wil ik geen oordeel hebben. Ik zou alleen met deze woorden zo graag tot uitdrukking willen brengen dat uw woorden op mij een diepe indruk hebben gemaakt: ze zijn groots en toekomstdragend. Hiervoor wil ik u, mevrouw Steiner, van harte danken.

Met de meeste hoogachting:

Uw Ita Wegman

Met deze brief had ze opgelost wat nog in dit leven op te lossen was. Nog geen drie weken later stierf Ita Wegman in Arlesheim, op 4 maart 1943.

 

Ed Taylor

Juni 2018


Bronnen:

 

[1]              Selg, P. (2007): Ich bleibe bei Ihnen. Rudolf Steiner und Ita Wegman, blz. 43 – 44. Stuttgart, Verlag Freies Geistesleben

[2]              Voor de volledige notitie van Norbert Glas zie: Zeylmans, E (1992) Wer war Ita Wegman, dl 1, blz. 101. Heidelberg, Edition Georgenberg

[3]              Oskar Schmiedel heeft ook Marie Steiner zelf beticht van het opzetten van de hetze tegen Ita Wegman. Zie: Zeylmans, E (1992) Wer war Ita Wegman, dl. 3, blz. 435. Heidelberg, Edition Georgenberg 

[4]              Bernard Lievegoed, Het oog van de naald, uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist (1991), pagina 41 en verder.

[5]              Nachrichtenblatt (19e jaargang, nr. 51, 20 december 1942)

[6]              Zeylmans van Emmichoven, J. E. (1992): Wer war Ita Wegman, dl 2, blz. 236. Heidelberg, Edition Georgenberg