Krijg je kind weer aan de lijn

Door Redactie - In: autisme, opvoeden, therapie - 27 januari 2016

Tekst I Kalle Heesen   Foto’s I archief Kindertherapeuticum


Soms stelt ze hem, de diagnose ‘autisme’, maar liever doet ze het niet.

Orthopedagoog Mirjam van den Wildenberg vertelt veel liever aan ouders wat het beeld is wat ze van hun kind heeft gekregen, en wat de adviezen zouden zijn. Los van welk etiket dan ook. Volgens haar is het belangrijk dat je als ouder je kind weer ‘aan de lijn’ krijgt.

Krijg je kind weer aan de lijn

Na de assistente die de administratieve gegevens noteert, is de orthopedagoog één van de eerste mensen die een ouder bij het Kindertherapeuticum tegenkomt. Mirjam van den Wildenberg is één van die zogenaamde ‘intakers’: ‘Eerst heb ik een intakegesprek met de ouders. Ook zie ik het kind waar ik de casus van coördineer altijd zelf. Daarna zijn er andere therapeuten die meekijken naar dat specifieke kind. Aan het einde van de dag leggen we onze indrukken naast elkaar. Samen bouwen we een beeld op van het kind. Naar aanleiding daarvan komt er een advies op tafel dat ik meeneem in het volgende adviesgesprek met de ouders.’

Tijdens dit gesprek kan de zestigjarige Mirjam bogen op een jarenlange ervaring als orthopedagoog, preventief ambulant begeleider en docent op vrijescholen, EMDR-therapeut, antroposofisch psychotherapeut en lichaamsgericht therapeut. ‘Een voorrecht’, zo omschrijft ze die goedgevulde rugzak zelf.

Het adviesgesprek dat Mirjam met de ouders heeft, is vaak het begin van een behandeltraject, wat niet altijd stopt bij het kind: ‘Aan de problematiek van het kind zit vaak, naast het kind-deel ook een ouder-deel’, legt Mirjam uit. Vooral het ouder-deel is het stuk waar zij zich mee bezig houdt: ‘Vaak gaat het kind naar de therapie en begeleid ik parallel aan de therapie ondertussen de ouders.’

Psycho-educatie is voor de ouders één van de eerste stappen: ‘Ouders zijn vaak door de school of het kinderdagverblijf gewezen op kanten van hun kind die ‘anders’ zijn. Als ik ze dan als intaker vertel dat er sprake is van autisme, is vaak de eerste vraag: ‘en wat betekent dit voor het verdere leven van mijn kind?’ Door de vragen van de ouders te beantwoorden, kan ik veel onzekerheid wegnemen. Daardoor kunnen ze weer krachtig hun rol van ouder vervullen. Daarnaast help ik ze met een stuk acceptatie van het hele proces.’

Mirjam houdt deze voorlichting zo praktisch mogelijk: ‘Ik houd de psycho-educatie in mijn achterhoofd, maar vraag ze vooral om met situaties van thuis te komen. Dát is ons werkmateriaal. Op die manier werken is zo plezierig. Hoewel ik het mezelf daardoor moeilijk maak omdat ik geen standaard adviezen geef. De concrete situaties en de antwoorden erop worden hier met elkaar gemaakt. Dat is een heel mooi scheppend proces.’

‘Sociaal-emotioneel gedragen autistische kinderen zich jonger dan hun kalenderleeftijd’, legt Mirjam uit. Op school is het vaak niet mogelijk om aan te sluiten bij de jongere kant van het kind. Tijdens de speltherapie kan ik dat wel. Ik probeer om daar aan te haken en om dan het kind de kans te geven in dat stukje te groeien.’

Voor ouders is het de uitdaging om hun kind weer ‘aan de lijn’ te krijgen: ‘Sommige autistische kinderen kijken je niet aan, maar luisteren wel goed. Andere zijn juist gevoelig voor lichamelijke aanrakingen. De eerste stap die je als ouder moet maken is zorgen dat je contact met ze krijgt. En vooral belangrijk: wees daarin niet dwingend. Voor deze kinderen is contact eng, dus zorg ervoor dat het voorspelbaar is. De boodschap zelf brengen is pas de tweede stap . Dat moet heel gestructureerd gebeuren. Zorg dat je een kind meerdere informatiebronnen geeft, zeg bijvoorbeeld iets en beeld het ook uit met je lichaamstaal.’

Voor autistische kinderen zijn ouders die vertrouwen hebben in zichzelf van groot belang: ‘Het werkt voor een autistisch kind goed als hij ouders heeft die, bijvoorbeeld doordat ze inzicht hebben in de problematiek, niet bang zijn voor de toekomst van het kind. Voor het kind is het dan veilig om, figuurlijk, samen met zo’n ouder ‘op pad te gaan’.’

Hoeveel gesprekken Mirjam met de ouders heeft, is van tevoren niet te zeggen: ‘Er zijn ouders die aan twee of drie gesprekken genoeg hebben, anderen komen vaker. Ik ben tevreden als de ouders aangeven dat ze het weer zelf aankunnen. Dan heb ik mijn doel bereikt. Soms komen ouders in een andere leeftijdsfase van het kind weer terug omdat er zich dan andere vragen aandienen. Dat is het mooie van dit vak: een hulpvraag kan afgerond zijn, maar de ontwikkeling van een kind is tegelijkertijd nooit af.’