Verhalen doen wonderen voor kinderen

Door Redactie - In: diversen, opvoeden, therapie - 24 oktober 2017

Tekst: Petra Essink Fotografie: Tineke Dijkstra Tekening: archief Thea Giesen


Onderstaande tekst is een vervolg van het interview in Stroom 2017-4 met Thea Giesen (1946), orthopedagoog. Giesen vertelt hoe beeldentaal, in de vorm van verhalen of tekeningen, ‘kinderen uit hun dal kan halen.’

Verhalen doen wonderen voor kinderen

Beelden als medicijn

‘Beelden uit een verhaal of een sprookje kunnen, als een medicijn, het kind een stap verder brengen’, aldus Giesen. ‘Omdat het erom gaat kinderen bij hun eigen verhaal te brengen en er niet altijd een passend sprookje voorhanden is, bedenk ik de verhalen vaak zelf. Als ze iets ouder zijn (7-14 jaar) verzin ik samen met de kinderen een verhaal. Deze methode noem je mutual storytelling. Ik geef dan de aanzet om het kind in de stroom van een verhaal te brengen. Dat is voor mijzelf ook altijd weer spannend, ik heb natuurlijk geen idee waar het naartoe gaat. Soms doen we alsof we in een radio-uitzending zitten. In de loop van de beurtwisseling ga ikzelf steeds minder vertellen en laat ik het kind meer aan het woord. Meestal loopt zo’n verhaal dramatisch af. Het kind verdrinkt bijvoorbeeld. Dan zeg ik: “Wat een goed verhaal zeg! Je hebt zo je best gedaan, nu ga ik jou een verhaal vertellen.” En dan vertel ik hetzelfde verhaal opnieuw, maar vorm ik het om in een richting die ruimte geeft aan een andere oplossing. Eigenlijk doe ik niet anders dan ‘gezonde’ beelden plaatsen tegenover de dramatiek waarin het kind zich heeft vastgedraaid. En dan zie je zo’n kind opgelucht zijn! Dat gebeurt allemaal binnen één sessie, kinderen gaan daarin supersnel. Veel sneller dan volwassenen.’

Beelden uit spel

Met jonge kinderen werkt Thea vooral via speltherapie: ‘Spelen is een vorm van beeldcommunicatie waarin het verstoorde denken, voelen en handelen van een kind zichtbaar word. Mijn uitgangspunt is dat kinderen vaak zelf de oplossing voor hun problemen al weten. Door mee te doen in hun spel kun je die naar boven krijgen.’ Giesen herinnert zich een kind dat in de zandbak speelde: ’Door het zand met water te vermengen maakte hij een soort drijfzand waarin hij ‘mens en dier’ liet verdwijnen. Op de vraag “wat hebben ze nodig?” keek het kind rond in de speelruimte en pakte een engel uit de kast. Zoiets kun je van tevoren toch niet bedenken?’

Teken een bloem

‘Een andere techniek die ik gebruik is symbooldrama, een vorm van geleide fantasie. Daarin laat je een kind één beeld exploreren, zo veel mogelijk vanuit alle zintuigen. Bijvoorbeeld het beeld van een bloem. Ik vraag dan: “Hoe ziet jouw bloem eruit? Welke kleur heeft zij? Hoe ruikt ze? Op welke grond staat ze? Staan er andere planten in de omgeving? Hoe ziet de omgeving eruit? Kun je dichtbij de bloem komen? Kun je haar aanraken?” Zo vullen we het beeld van de bloem met allerlei gewaarwordingen. Vervolgens gaat het kind de bloem tekenen. In de tekening zie je al dat het beeld verder gaat. Zo probeer je op een diepere laag te komen. Je hebt kinderen die zich helemaal geen bloem kunnen voorstellen. Dat zijn vaak depressieve kinderen, bij wie het vanbinnen helemaal donker en stil is.’ Als therapeut kun je dan zelf een verhaal vertellen, waarin donker en stil het thema is. Na afloop kun je voorstellen om allebei een beeld uit het verhaal te tekenen. Daarna leg je beide tekeningen naast elkaar en vraag je wat nodig is om de twee tekeningen met elkaar te verbinden.’

Er was eens een prinsesje…

Giesen vertelt over een meisje van 11 dat de hele dag alleen maar aan het huilen was: ‘De ouders waren bezorgd, ook omdat ze helemaal geen vrienden of vriendinnen had. Ook op school konden ze niets met haar beginnen; de klas bezweek zowat onder haar leed. De ouders hadden haar naar mij toegestuurd. Met moeite kon ik een persoonlijkheidsonderzoek afnemen. Hoewel ze zei dat dit de eerste en laatste keer was dat ze bij mij zou komen, kon ik haar verleiden om toch nog één keer terug te komen, om de uitslag van het onderzoek te vernemen. Haar ‘nee!’ was heel krachtig, ik had geen idee hoe ik haar bij dat ‘adviesgesprek’ zou kunnen bereiken. Tot op het laatste moment wist ik niet wat ik haar zou vertellen. Ik sliep er zelfs slecht van. Op zo’n moment gooi ik ‘alle lijnen naar boven uit’ met de vraag: hoe kan ik dit kind verder helpen? Het toeval wilde dat de afspraak vóór haar werd afgezegd. In die tussentijd kreeg ik de ingeving om een verhaal te schrijven. En nadat ik de eerste zin op papier had gezet leek het of het verhaal zichzelf schreef; binnen een half uur was het af. (Scroll door naar beneden om het sprookje Het prinsesje te lezen.) Vervolgens vertelde ik dat ik een verhaal voor haar geschreven had en ik vroeg of ik het voor mocht lezen. Met enig morren zei ze dat het okay was. Ze luisterde naar het verhaal en toen het afgelopen was wilde ze naar huis. Ik gaf haar het verhaal mee. Een paar dagen later hoorde ik van haar moeder dat ze op de terugweg had gezegd dat het een stom verhaal was. Het mocht direct de prullenbak in. Drie dagen later was het meisje, voor het eerst sinds lange tijd, thuisgekomen met een vriendinnetje. Het eerste wat ze aan haar moeder vroeg was: “Mag ik dat verhaal?” Moeder gaf het aan haar dochter, die las het verhaal voor aan haar vriendinnetje. En nu volgt het wonder: vanaf dat moment waren de problemen uit de lucht. Ze huilde niet langer, sliep goed in, maakte haar huiswerk zonder dat de ouders ernaast hoefden te zitten en kreeg contact met klasgenootjes.’

Het prinsesje

Er was eens een prinsesje. Ze was mooi en rijk en haar ouders, de koning en de koningin, hielden veel van haar. Er was slechts één donkere wolk die zich regelmatig boven het paleis liet zien. Het prinsesje leed namelijk aan aanvallen van ondoorgrondelijke angst. Op zulke momenten veranderde het statige prinsesje in een klein, bang en zielig hoopje ellende.

Haar vader en moeder wisten zich dan geen raad en probeerden haar op te vrolijken. Ze lieten uit alle windstreken beroemde kruidendokters komen, maar geen van hen kon het juiste medicijn voorschrijven. Er leek geen kruid tegen gewassen. Erger, hoe meer raadgevers zich om haar heen verzamelden, des te beroerder ging zij zich voelen.

Iedereen was de wanhoop nabij. De uren leken dagen, de dagen weken, de weken maanden en de maanden jaren. Er leek dan geen eind te komen aan die moeilijke tijden, alsof de zon zich van de aarde had afgescheiden. En zomaar van de ene op de andere dag, als sneeuw voor de zon, was de angst dan weer verdwenen. Alle raadgevers probeerden door goed na te denken te achterhalen, welke hulp nu de oplossing had gegeven om herhaling te voorkomen. Maar hoe ze ook nadachten, ze verdwaalden steeds verder van het pad der oplossingen. En zo wisselden de goede periodes zich af met de slechte uren, dagen en weken.

Op een nacht, midden in de winter, stond de kerstster hoog aan de hemel. De langste nacht was aangebroken. En voor wie het wist was dit het gouden moment, het uur der waarheid. Ons prinsesje kon die nacht de slaap niet vatten en ze keek uit het raam en zocht met haar ogen de sterrenhemel af. Als door de bliksem getroffen, bleef haar blik rusten op een grote fonkelende ster. Dit gaf de ster de mogelijkheid een lichtje te schenken aan het prinsesje met haar bange vermoedens.

Toen ze na deze langste winternacht ontwaakte, wist ze als bij een heldere influistering, dat haar angst een naam had: ‘drempelvrees’. Drempelvrees, zo wist ze, hoorde in het rijtje thuis van watervrees, hoogtevrees, smetvrees, en de vrees voor spinnen. ‘Had ik maar watervrees’, dacht het prinsesje, ‘genoeg lakeien die mij over kunnen varen, als ik niet durf te zwemmen. Of hoogtevrees, want mijn vader de koning heeft een eigen vliegtuig om mij over de hoogste toppen te vliegen. Of liever nog smetvrees, want er is genoeg personeel om alles schoon te wassen en te poetsen; en anders de vrees voor spinnen en ongedierte, tuinlieden genoeg om die te verwijderen, maar drempelvrees…’

Ze herhaalde het woord drempelvrees zeven maal zachtjes voor zichzelf en toen leek het alsof haar een licht opging. En met het licht ontsluierde zich de oplossing voor haar probleem. 'Ik ben mijn eigen medicijn’, zo sprak ze verbaasd, doch luid tegen zichzelf en haar omgeving. ‘Telkens als ik de moed verzamel om de drempel te nemen, verschrompelt mijn angst en smaak ik de overwinning en proef ik het succes.’ En deze heldere gedachte werkte als een homeopathisch medicijn.

Telkens weer vond ze de kracht van binnenuit om over drempels te stappen. En als het haar gelukt was en ze keek achterom, dan leek de afstand altijd kleiner dan toen ze ervoor stond. Dit gaf haar steeds nieuwe moed. Het was niet altijd gemakkelijk, maar ze vond de juiste steun door een kleine hofhouding die haar terzijde stond en wist wat ze nodig had. Nu ze wist dat ze zelf de sleutel was van het slot, voelde ze zich met de dag sterker en groter worden. Het leven leek niet langer een opgave, maar een uitdaging.

En elk jaar in de donkere dagen voor Kerstmis zochten haar ogen de kerstster, die haar als kind verlicht en verwarmd had en voelde ze de lichtkracht door zich heen stromen en wist zich geborgen.

Uit: Het dilemma van de morele opvoeding Amons-Lievegoed, C. (red.) Uitgeverij Christofoor, 2008.


Wie is Thea Giesen?

Na een start als leerkracht handvaardigheid werkte Thea Giesen jarenlang als orthopedagoog en gz-psycholoog in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Zowel in de polikliniek van de Zonnehuizen en later in het door haar opgerichte Haags Kindertherapeuticum. Samen met kunstzinnig therapeute Marijke de Mare ontwikkelde ze de zogenaamde Kick-methode (kinderen in contact met kunst), een kunstzinnige socialevaardigheidstraining bedoeld voor kinderen met sociaal-emotionele problematiek. De methode staat uitgewerkt in het boek: Juf, ik ben een kunstenaar.