Voorbij de diagnose

Door Redactie - In: column - 4 december 2020

Tekst Kalle Heesen | Beeld Shutterstock


ADHD, PDD-nos, ODD, autisme… er komen steeds meer etiketten die we onze kinderen op plakken en waarmee we concluderen dat ze ‘anders’ zijn dan wat wij normaal vinden.

Voorbij de diagnose

Het is best heftig wat we kunnen doen met deze etiketten. We kunnen ermee zeggen: je past niet in ons schoolsysteem. Je past niet in onze samenleving. Je moet veranderen. Je moet je aanpassen. En als je dat niet kunt, geven we je medicijnen en therapie zodat je wel past in het hokje dat binnen onze samenleving voor jou is gereserveerd. Onze samenleving, waarin we het normaal zijn gaan vinden dat we binnen drie generaties alle fossiele energie van de afgelopen eeuwen er doorheen jagen. Waarin we gaten schieten in de biodiversiteit die zo groot zijn dat het de vraag is of we die ooit nog kunnen herstellen. Waarin we de wetenschap misbruiken om met een ‘schoon’ geweten ons voedsel vol rotzooi te kunnen stoppen. Onze samenleving, waarin we bedrijven kapotmaken en dat ‘aandelenhandel’ noemen en waarin we leugens steeds vaker accepteren als ‘alternatieve feiten’.

Dat kunnen we met zo’n diagnose zeggen. Als… we zouden vergeten dat er mensenkinderen achter al die etiketten leven. Want het gaat natuurlijk niet om die diagnoses of etiketten. Niet voor niks vragen we aan onze sollicitanten voor de zorgboerderij steevast: ‘Heb jij het lef om door de diagnose heen naar het kind te blijven kijken?’ Dat is namelijk wat we nodig hebben: interesse in de individuele mens. Als we elk kind met het etiket ‘ADHD’ hetzelfde zouden behandelen, is de kans groot dat ze ook allemaal dezelfde kant op groeien. Dat wist Goethe al: ‘Behandel iemand zoals hij is, en hij zal zo blijven. Behandel iemand zoals hij kan zijn, en hij zal zo worden.’

Want dát die kinderen druk zijn, vertelt het etiket je wel. Maar waarom zijn ze druk? Omdat het kind zwaar óvervraagd wordt en van gekkigheid niet weet wat hij eerst moet aanpakken? Omdat hij óndervraagd wordt en zich te pletter verveelt? Of omdat hij onzeker is en zich op deze manier nergens écht mee hoeft te verbinden? Dit soort verschillen zie je pas als je echt naar het kind in kwestie durft te kijken. Wil je deze kinderen verder helpen, dan moet je op zoek naar de oorzaken van hun gedrag. Managementgoeroe Richard Koch zei al: ‘80% van de gevolgen wordt veroorzaakt door 20% van de oorzaken.’

Dus: ja, we moeten deze kinderen opvangen en ondersteunen. Desnoods met medicijnen. Maar niet om ze te veranderen. Niet om ze zo te kneden dat ze in onze samenleving passen, maar om te zorgen dat ze niet door die samenleving vermorzeld raken voordat ze een jaar of dertig zijn. Dat is niet alleen in het belang van deze mensenkinderen. Hun verfrissende manier van denken kunnen we nog wel eens harder nodig hebben dan we nu beseffen. De kinderen op wie we nu een etiket plakken, kunnen straks wel eens onze redding zijn. Laten we hen maar koesteren.


Kalle Heesen woont en werkt op een zorgboerderij in Drenthe, gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van kinderen. Hoe is het om biologisch zorgboer te zijn en vader van een dreumes en een kleuter?