Orga andonatie | De innige band tussen donor en ontvanger

Door Redactie - In: biografie, diversen - 22 februari 2017

Tekst I Petra Essink    Illustratie I Auguste Rodin, 1882 - 1888, Naakte vrouw of Venus omcirkeld door putti, Rijksmuseum


Orgaandonatie is een beladen onderwerp. Omdat je er niet goed over na kunt denken zónder je voor te stellen hoe het is als je dood bent. En toch kun je daar niet onderuit, want alleen door alle kanten van dit dilemma te belichten kun je tot een weloverwogen ‘ja’ of ‘nee’ komen. Moet je nu wel of geen orgaandonor worden? Een verkenning van de aardse, hemelse (en wellicht helse?) aspecten.

Orga andonatie | De innige band tussen donor en ontvanger

Als het aan Tweede Kamerlid Pia Dijkstra ligt wordt het enorme tekort aan donororganen opgelost door iedereen bij geboorte donor te maken – tenzij jij, of je ouders, actief aangeven dit niet te willen. Centraal in haar wetsvoorstel staat de ontvanger. De lengte en kwaliteit van zijn of haar leven gaan er immers op vooruit – zo wordt algemeen aangenomen. Wat het afstaan van een orgaan tijdens en na het sterven voor de donor en diens nabestaanden betekent blijft in haar voorstel – en ook in de maatschappelijke discussie – grotendeels buiten beschouwing.

‘Juwelen’ in staatsbezit

De organen van de Nederlandse burger worden feitelijk staatsbezit met Dijkstra’s wetsvoorstel – een opting-out systeem dat in België al voor veel hogere donatiecijfers zorgt. De Nederlander aarzelt: begin september 2016, in de week nadat de minister haar wetvoorstel indiende, lieten bijna 5000 mensen zich schrappen uit het donorregister.

We doneren gul bloed en nieren bij leven, maar vooral bij nabestaanden van de donor is er een grote terughoudendheid ten aanzien van uitname van organen na overlijden. Veel mensen ervaren een intuïtieve terughoudendheid. Wat speelt hier allemaal mee? In zijn boek Orgaandonatie, waarom wel, waarom niet? bekijkt Hans Stolp het dilemma zowel vanuit aards als geestelijk perspectief. Daarmee biedt het belangrijke extra input voor het politieke en publieke debat dat de komende maanden verder gevoerd gaat worden.

Wanneer ben je dood?

Eerst een paar belangrijke feiten. Tot vóór 1968 werd de dood geconstateerd bij het uitblazen van de laatste adem. Mensen in coma werden behandeld als ernstig zieken of als stervenden. Ze werden liefdevol gewassen, gestreeld en verzorgd, ook al was er geen gesprek meer mogelijk. De ontwikkelingen in de chirurgie in combinatie met de opvatting dat de persoonlijkheid een functie is van de hersenen en ‘de ziel’ niet bestaat, bracht daar verandering in. Al zo’n 48 jaar is niet langer de laatste adem het ijkpunt van de dood, maar de constatering van nul procent hersenactiviteit. Als de hersenen ‘dood’ zijn, leeft volgens de heersende opvatting de persoon niet meer – ook al zijn de lagere functies nog intact. Deze ‘nieuwe dood’, die intussen medisch en wettelijk is vastgelegd, heeft de weg vrijgemaakt voor het uitnemen van – nog levende – organen uit hersendoodverklaarde mensen. Men noemt een comateuze patiënt intussen een beademd stoffelijk overschot.

Reageren

Maar… Is een mens met een kloppend hart en een warm lichaam, dat als het moet nog een kind kan baren en waarin alle organen werken behalve de hersenen, wel dood? Er bestaan talloze verhalen van mensen die ontwaken uit hun coma, soms pas na jaren, waaruit blijkt dat comateuze mensen vaak ‘gewoon’ horen en beleven wat er om hen heen gebeurt. Indrukwekkende voorbeelden daarvan zijn te lezen in de boeken Na dit leven door de neurochirurg Eben Alexander en Eindeloos bewustzijn door Pim van Lommel.

Lazarus-reflex

Een inmiddels medisch geaccepteerd verschijnsel is dat comateuze mensen tijdens, of vlak voor, de uitname van hun organen ‘opvallende stuiptrekkingen’ met hun meestal onverdoofde lichaam maken. Het gebeurt dat de stervende donoren de operatieassistent als in een soort paniek om de hals vliegen. Medisch doet men dit af als Lazarus-reflex, genoemd naar Lazarus, die door Jezus werd opgewekt uit de dood. Zou het kunnen zijn dat deze onverwachte beweeglijkheid een uiting is van doodsangst, van pijn en verzet?

Organen als geheugendragers

Vanuit de antroposofie zijn de organen heel belangrijk. Geestelijke vermogens zoals denken en voelen, steunen voor een belangrijk deel op de organen. Hans Stolp, die zijn kennis en inspiratie vooral dankt aan Rudolf Steiner, geeft aan dat alle organen een specifieke geheugenfunctie hebben. Zo bewaren de nieren de herinneringen die met ‘vaste gewoonten’ te maken hebben, de longen dragen ‘de feitelijke gang van zaken’, de lever houdt alle herinneringen aan ‘sfeer en stemming’ vast en het hart onthoudt alles wat met ‘morele waarden’ te maken heeft. Stolp stelt de vraag: zou het kunnen dat orgaantransplantatie, zowel bij de donor als bij de ontvanger, een gat of lacune veroorzaakt in de herinnering? Kan de ontvanger een deel van zijn eigen herinneringen kwijtraken – en krijgt hij daarvoor in plaats te maken met die van de donor, die de zijne mogelijk ook kwijtraakt? In Stolp’s boek worden veel voorbeelden gegeven van bijzondere gewaarwordingen, emoties en voorkeuren waar mensen mee te maken krijgen na een transplantatie. Zoals een bewust levende jonge man die vegetariër was. Na een harttransplantatie raakte hij plotseling verzot op vlees en vet eten. Bovendien wilde hij na de operatie alleen nog maar rock & roll muziek horen, terwijl hij daarvoor heavy metal-fan was.

Intieme orgaanband

Vanuit antroposofisch perspectief heeft ons geheugen het ‘eeuwige leven’. Na je dood neem je je herinneringen mee naar de geestelijke wereld. Daar heb je ze nodig om je voorbije leven te verwerken – en om plannen te maken voor een nieuw aardeverblijf. Wat het effect precies is van het gemis van een deel van je orgaangebonden herinneringen, is moeilijk te zeggen. Maar dat de ‘geestelijke wandeling’ van een donor na de dood op zijn minst ingewikkelder wordt wanneer er een deel van het geheugen nog op aarde in een vreemd lichaam rondloopt, ligt volgens Hans Stolp voor de hand. Een orgaan van iemand anders dragen, ook als je de donor niet kent, is iets heel intiems. De praktijk laat zien dat in bijna alle gevallen het immuunsysteem zich in eerste instantie verzet tegen die grote ‘aanwezigheid’ van dat vreemde stukje weefsel van iemand anders. Daarom worden mensen met een getransplanteerd orgaan vaak levenslang met immuniteitverlagende middelen behandeld, om afstoting te voorkomen. Toch zie je in veel gevallen dat er na verloop van tijd een soort aanpassing optreedt. Donor en ontvanger kunnen blijkbaar ‘vriendschap sluiten’. Als je ervan uitgaat dat organen bezield zijn, gaat deze relatie veel verder dan alleen een fysieke verbinding. Hans Stolp spreekt over zielsverstrengeling. De informatie van de overledene die meekomt met een orgaan, heeft een diepgaande invloed op het leven van de ontvanger. Dit werkt door tot na de dood. Een lastige bijkomstigheid voor de ontvanger vermoedt Stolp, is dat een deel van de eigen nieuwe herinneringen niet meer opgeslagen kunnen worden, omdat het sympathische zenuwstelsel zich niet goed kan verbinden met het nieuwe orgaan.

Nabestaanden

Nog een vraag die bij het donordebat komt kijken is: hoe gaan wij met onze pas gestorvenen om? Veel mensen willen niet dat er met hun gestorvene wordt gesold. De tijd van het stervensproces wordt al erg ingekort en de gelegenheid om afscheid te nemen is al beperkt. In sommige gevallen kan een orgaantransplantatie voor de nabestaanden een traumatische gebeurtenis worden: het lichaam is soms zodanig verminkt dat wordt afgeraden nog naar de overledene te kijken.

Schenken en ontvangen

Naast verhalen over de afstoting van organen (1/3 van de transplantaties in Nederland betreft een her-transplantatie), bestaan er veel positieve en dankbare ervaringen met het ‘dragen van een orgaan van iemand anders’. Het beschikbaar stellen van organen, en daarmee kostbare tijd en kwaliteit van leven na je dood is een ultieme daad van liefde. En zeker als deze bijzondere ‘donatie’ bestemd is voor één van je naasten versterkt die, het kan bijna niet anders, de (liefdes)band met die ontvangende persoon. Op dit moment wordt er in Nederland gewerkt met een anoniem donorregister. Je weet als ontvanger in de meeste gevallen dus niet wie jouw gulle schenker is. Matthijs Chavannes, ex- antroposofisch huisarts, vraagt zich in zijn verhelderende boek Orgaantransplantatie- en donatie, een spirituele visie (zie ook rubriek Boeken), af of het voor het acceptatieproces van het nieuwe orgaan niet gunstig zou zijn wanneer donor en ontvanger elkaar zouden leren kennen.

Baas over eigen organen

Het orgaantransplantatie-debat raakt dus aan vele lagen van ons bestaan en opent daarmee deuren naar nieuwe uitzichten. Daardoor wordt het maken van een bewuste keuze in dit zeer ingewikkelde dilemma er niet eenvoudiger op. Vooralsnog staat in het donorregister bij mijn naam ‘nee’ aangevinkt. Maar op de dag dat één van mijn kinderen een nier nodig heeft, of een stukje hoornvlies, ga ik mij er nog eens grondig op herbezinnen.


s I   Meer lezen?

  • Orgaandonatie, waarom wel, waarom niet? Hans Stolp, Uitgeverij Ankh Hermes, 2015
  • Na dit leven door de neurochirurg Eben Alexander, A.W. Bruna Uitgevers, 2013
  • Eindeloos bewustzijn door Pim van Lommel, Uitgeverij Ten Have, 2009