Luisteren achter het hart

Door Redactie - In: - 19 september 2014

Tekst I Petra Essink    Fotografie I Joachim Dewilde


‘Er zit een ongelooflijke potentie in de antroposofische geneeskunde’, zegt antroposofisch arts en acupuncturist Zoltan Schermann (1960). ‘In feite staan we nog maar aan het begin van de ontwikkeling ervan.

Na een zoektocht die hem als antroposofisch huisarts leidde langs een opleiding acupunctuur en Chinese kruidengeneeskunde, vond hij een diagnose-instrument naar zijn hart: de harttonen-diagnose, ontwikkeld door de Zwitserse antroposofische arts Kaspar Appenzeller. Schermann: ‘Door deze onderzoeksmethode kan ik de arts zijn die ik wil zijn.

Luisteren achter het hart

Op zoek naar een diagnosemethode

Dat hij geneeskunde ging studeren was vanzelfsprekend, want zolang Zoltan Schermann zich kan herinneren wilde hij dokter worden. Met zijn vrijeschoolachtergrond had hij van meet af aan het idee dat een geneeskunde zonder antroposofie niet werkelijk vruchtbaar zou kunnen zijn, en dus werd hij antroposofisch huisarts. Eenmaal werkzaam als huisarts waren er, ondanks een goedlopende praktijk, enkele zaken die hem ‘hinderden’. Schermann: ‘Enerzijds had ik last van de wetgeving vanuit de overheid; de tijdsduur die staat voor een huisartsenconsult is veel te kort om een goede antroposofische diagnose te kunnen stellen. Door die korte gesprekken blijf je aan de oppervlakte steken en dat vond ik frustrerend. Daarnaast miste ik vanaf het begin een concrete antroposofische diagnosemethode. De antroposofische geneeskunde stelt doorgaans diagnoses vanuit de waarneming en plaatst die in een denkconcept. Dat kan prima werken maar mij geeft het toch te weinig zekerheid.

Overeenkomst en kloof

Nadat ik tien jaar werkzaam was geweest als antroposofisch huisarts, kwam ik in mijn zoektocht naar een adequaat diagnose-instrument uit bij de opleiding tot acupuncturist. De pols- en tongdiagnosetechnieken die ik hier, naast het naaldprikken en de kruidengeneeskunde leerde waren in grote mate bevredigend voor mij. Het op een fenomenologische wijze waarnemen van de polsslag gaf mij ongelooflijk veel informatie. Ik heb geleerd om vierentwintig polsslagkwaliteiten te onderscheiden, die ik kan plaatsen in het denkconcept van de Chinese geneeskunde, waar ik me zeer ijverig op stortte. En ook de tong is een dik boek dat je kunt lezen: die is dik, dun, breed of smal, bleek of paars, met of zonder deuken, tandafdrukken of kloofjes of beslag, enzovoort. De hoedanigheid van de tong en de pols samen geven een beeld op grond waarvan je een zeer effectieve kruidenformule kunt samenstellen.

Het gaf mij voldoening dat ik zoveel overeenkomsten ontdekte tussen het oude Chinese geneeskundeconcept en de veel modernere antroposofische geneeskunde. En toch, ondanks die grote overlapping, bleven er stukjes theorie die ik niet vertaald kreeg. Er zit ergens ‘een sprong’, die er volgens mij mee te maken heeft dat de Chinese leer berust op een voorchristelijke traditie. Mensen zijn veranderd. De antroposofische geneeskunde biedt naar mijn mening een zeer eigentijds holistisch geneeskundeconcept.  Acupunctuur is voor mij een onderdeel geworden van dat concept, waar ik dankbaar gebruik van maak. De ervaring dat het mogelijk was met zo’n mate van nauwkeurigheid op grond van fenomenologische waarnemingen, een passend middel te vinden, gaf mij het vertrouwen dat zoiets ook mogelijk moest zijn binnen het concept van de antroposofische geneeskunde. Ik bleef dus op zoek.’

Diagnose via het hart

De methode van de harttonendiagnose kwam in 2009 op een wonderlijke manier op zijn weg. Schermann las erover in een in-memoriam van de antroposofische kinderarts Jan Jaap Eijgelsheim, die zich in deze methode had geoefend. Schermann: ‘Het lag kennelijk op mijn pad want ik dacht ogenblikkelijk: ‘dit is iets voor mij!’‘

De harttonendiagnose is ontwikkeld door de Zwitserse antroposofische arts Kaspar Appenzeller (1927-1999). Appenzeller besteedde zijn hele leven aan het ontwikkelen van deze methode. Dat deed hij op basis van antroposofische inzichten, middels oneindig veel systematische onderzoeken, waar hij in 1985 mee naar buiten kwam. Schermann: ‘Het uitgangspunt van deze methode is dat het hart een waarnemingsorgaan is. Een buitengewoon gevoelige ‘sensor’ die, vergelijkbaar met de polsslag, reageert op alle toestanden, veranderingen en samenhangen van de menselijke gesteldheid. En net zoals je de kwaliteiten van de pols kunt leren voelen, zo kun je je ook oefenen, met behulp van een stethoscoop, in het horen van de kwaliteiten van het hart. Die kwaliteiten geven een buitengewoon gedetailleerd beeld van hoe iemand, antroposofisch gezien, in elkaar steekt. Iemand die geoefend is in deze methode kun je vergelijken met een concertpianist. Als zo’n pianist een muziekstuk hoort op de radio dan weet hij al na twee of drie maten welk stuk het is en van wie. Maar dat niet alleen. Hij weet ook of het stuk wordt gespeeld op een Steinway of Bechstein. Er zit iets in de klankkleur waarmee zo iemand dit met zekerheid kan stellen. Ongeveer zo is het ook met het waarnemen van de harttonen. Je moet in feite achter de tonen luisteren. Door te oefenen kun je meerdere niveaus leren herkennen. Op het eerste niveau luister je naar de verhouding van de twee harttonen, de systole en de diastole. Die is metrisch, wat wil zeggen dat je, net als in een gedicht, er een metrum*; een jambe, trochee of spondee in kunt herkennen. De leeftijdsfase waarin iemand zit bijvoorbeeld, of anders gezegd iemands rijping, drukt zich uit in een metrum. Zo kun je de schoolrijpheid met een grote mate van nauwkeurigheid aan het hart aflezen. Bij een kleuter is namelijk het metrum op alle punten op de borstkas jambisch, terwijl je bij een schoolrijp kind ook een duidelijke spondee kunt horen en bij een kind van negen jaar oud een trochee. En als ik bij een volwassene trocheeën of spondeeën hoor in plaats van jamben dan wijst dat op een verstoring van de balans. Als je intunet op een volgend niveau kun je in ‘de muziek van het hart’ de gesteldheid van de verschillende organen beluisteren.’

Schermann volgde diverse cursussen in Duitsland en Zwitserland. Vervolgens raakte hij door veel te oefenen in toenemende mate vertrouwd met de methode. Schermann: ‘Datgene wat ik nu kan waarnemen aan het hart geeft mij, tot mijn grote genoegen, rechtstreeks en onmiddellijk aanwijzingen voor welke behandeling of welke antroposofische middelen ik kan inzetten. Tot en met de potentie  (homeopathische verdunning) aan toe.

Mijn kennismaking met de methode van Appenzeller was het laatste duwtje om mijn huisartsenpraktijk weg te doen. Een beslissing waar ik geen seconde spijt van heb gehad. Sinds 2012 werk ik in Leeuwarden als consultatief antroposofisch arts vanuit mijn praktijk Corylus. Wat ik vooral gewonnen heb is tijd en diepgang. Het uitvoeren van een volledig harttonenonderzoek duurt alleen al vijfentwintig minuten, los van het gesprek vooraf en de nabespreking. Die tijd zou ik er nooit aan kunnen besteden in een normale huisartsensetting. Intussen is het hartonderzoek de hoofdmoot van wat ik doe, ik onderzoek zes à zeven mensen per dag.  Er zijn mensen die expliciet voor het hartonderzoek komen, zelfs vanuit Duitsland en Zwitserland. Ik heb me zozeer met de harttonendiagnose verbonden dat ik me er ook verantwoordelijk voor voel: sinds 2012 geef ik er les in aan de opleiding in Duitsland en ook in mijn praktijk. Er zijn in Europa zo’n veertig artsen geschoold in deze methode, met name in Duitsland en Zwitserland. De harttonendiagnosemethode  is, naar mijn idee, een instrument dat de antroposofische geneeskunde werkelijk verder kan helpen.

Hooggevoeligheid verraadt een talent

Hoe werkt een antroposofisch arts die op zoveel vlakken geschoold is in de praktijk? Wanneer en waarom kiest hij voor welke discipline? Aan de hand van  hooggevoeligheidsklachten legt Schermann uit hoe hij dat doet: ‘Voor mij is hooggevoeligheid nooit een algemene diagnose. Hooggevoeligheidssymptomen, zoals allergieën of bepaalde vormen van overprikkeldheid zijn altijd een uiting van dieper liggende oorzaken. De achterliggende oorzaken of factoren kunnen sterk verschillen. Vanuit dit gezichtspunt kan overgevoeligheid met een onbalans in bijna ieder orgaan te maken hebben. Het kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een zwakte van de nieren, maar ook een te actief werkende lever kan de reden zijn. Het middel of de therapie die ik voorschrijf leid ik af uit de laag waar ik, middels het harttonenonderzoek, de oorzaak vind. Bij sterke lichamelijke klachten, bijvoorbeeld pijn en diarree bij een darmontsteking (colitis) kunnen kruidenmiddelen zeer goed helpen. Maar je moet ook werken aan de onderliggende balansstoring die leidt tot de colitis en dan heb je meer aan een antroposofisch middel of bijvoorbeeld euritmietherapie. Als er sprake is van blokkadeklachten zoals spierpijn,  peesontstekingen, gewrichtsklachten of spanningshoofdpijn maak ik vaak gebruik van acupunctuur.

Hooggevoeligheid past in deze tijd. Steiner voorspelde al dat er vanaf het eind van de twintigste eeuw steeds meer mensen ‘over de drempel’ zouden gaan. Wat wil zeggen dat ze meer dingen gaan waarnemen, dat ze gevoeliger worden. Het kan al helpen als je daar weet van hebt. Hooggevoeligheidsklachten komen vaak voor bij getalenteerde mensen. Als je sensitief bent en hooggevoelig en begaafd, dan heb je wat te vertellen, dan heb je een opgave. Maar dan moet je er wel eerst voor zorgen dat je in je kracht komt te staan. De vraag is niet: hoe raakt iemand zijn hooggevoeligheid kwijt, maar hoe zorgen we ervoor dat iemand zijn evenwicht (her)vindt. Ik zie hooggevoeligheid niet als afwijking. Het is in feite een talent, een wijze van zijn. Als je veel orgaanstoringen hebt wordt je constant onderuit gehaald door je hooggevoeligheid. Dan moet je ervoor zorgen dat die eerst in balans komen, daar kan de antroposofische geneeskunde veel in betekenen.’


 

s:  www.praktijkcorylus.nl


*) Een metrum is een vooral in de muziek en de poëzie veel gebruikte term voor een combinatie van een beklemtoonde en een onbeklemtoonde lettergreep. In de muziek spreekt men ook van maat, in de poëzie van versmaat. Beklemtoonde tonen of lettergrepen worden aangegeven met een streepje —, onbeklemtoonde met een boogje .

Een jambe ziet er zo uit:  —. Een trochee zo —  en een spondee noteer je op deze manier:— —.