Niet downloaden, maar verhalen vertellen

Door Redactie - In: diversen - 1 april 2012

Tekst I Michel Gastkemper   Beeld I Hapé Smeele


Tegenwoordig zijn er reguliere organisaties die ook antroposofische zorg aanbieden. Is dat wel een realistische mogelijkheid? Of kun je antroposofische zorg alleen aanbieden in antroposofische instellingen?

Stroom organiseerde een gesprek tussen Guus van der Bie, gepensioneerd antroposofisch huisarts, onderzoeker en opleider, en Ton Beemster, directeur van de antroposofische zorginstelling Breidablick in Middenbeemster

Niet downloaden, maar verhalen vertellen

Guus van der Bie: Om te beginnen kun je je afvragen of antroposofische instellingen wel antroposofische zorg bieden. Waaraan zie je dat er deze zorg wordt geboden? De uiterlijke vorm komt slechts in beperkte mate overeen met de innerlijk geboden kwaliteit. Je moet de mensen die de zorg verlenen kennen om dit te kunnen beoordelen. Aan de andere kant, er zijn antroposofische huisartsen die bij een bepaalde kwaal een bepaald middel geven, als een standaard recept. Ik wil maar zeggen: de verpakking is niet representatief voor de inhoud. Het hangt ervan af op welke manier men in de zorg staat. Ik denk wel dat je kunt zeggen dat de hartekracht waarmee vele artsen in de reguliere zorg werken, in de richting van de antroposofische of tenminste humane zorg gaat.

Er is één verschil: de praktijk van die zorg lijkt mogelijk een beetje antroposofisch van karakter, maar de geesteswetenschappelijke achtergrond van de antroposofie ontbreekt bij de zorgverlener.

Ton Beemster: Voor mij ligt het anders. Ik werk binnen een stichting die zichzelf uitdrukkelijk antroposofisch noemt en waar men zich laat inspireren door de antroposofische zorg: de Raphaëlstichting. Ik vind het belangrijk dat mensen Breidablick herkennen als zijnde niet-regulier. Wij onderscheiden ons dus in de eerste plaats uiterlijk. Als mensen deze instelling willen leren kennen, leiden we hen rond en laten we hun het hier altijd eerst zien. De vraag is dan of ze zichzelf herkennen in wat ze hier ervaren. Ik wil niet ontkennen dat we een enorme strijd voeren om de innerlijke kant van de antroposofie hier te behouden. Maar in de uiterlijke kant moet het meteen duidelijk zijn. Ik moet er wel aan toevoegen dat cliënten hier andere vragen hebben dan een patiënt in een huisartsenpraktijk of in behandeling bij een therapeut: het is hier hun woonplek. Mensen komen hier hun leven lang. Onze zorg is hun een omgeving te bieden waarin ze zich het beste kunnen ontwikkelen. We bestaan veertien jaar en hebben nu 450 medewerkers. Het wordt zorgelijk als medewerkers zeggen: ik heb niks met antroposofie.

Guus: Essentieel is dat je als antroposofische instelling een duidelijke plek in de maatschappij inneemt en daar een verbinding mee hebt. Dat betekent dat je jezelf niet afgrenst. Maar tegelijkertijd streef je de beste kwaliteit na, je biedt een zo puur mogelijke cultuur aan. Zulke instellingen moeten er ook zijn, als tegenwicht tegen organisaties die van origine antroposofisch waren maar waar die impuls om allerlei reden is afgenomen. Als deze verdwijnen, dan ontbreekt er een belangrijke mogelijkheid om echt antroposofie in een bepaalde toepassing te leren kennen. Van belang is de verbinding met de samenleving te verzorgen. Dat is ook de zin van organisaties zoals (beroeps)verenigingen van antroposofische artsen, therapeuten en verpleegkundigen, of de antroposofische zorgaanbieders (NVAZ) en de Antroposofische Vereniging. In die zin is antroposofie bedoeld voor de wereld.

De uiterlijke verschijning is daarbij essentieel, door in kleuren en vormen duidelijk te maken wie en wat je bent. Dat betekent ook geen Radio 4 in de wachtkamer, hoe goed bedoeld ook. In de geneeskunde brengt de dokter genezingsprocessen op gang door patiënten met bepaalde natuurlijke medicijnen te behandelen. Antroposofie helpt hem hierbij om het juiste te vinden. Bij leidinggevenden moet het vermogen aanwezig zijn om geestelijk vrije ruimte te scheppen om antroposofische geneeskunde te bedrijven. Als een instelling door niet antroposofen geleid wordt, kan die zorg alsnog antroposofisch zijn als er een vrije ruimte is voor antroposofische zorg. Wat dan antroposofisch genoemd wordt, kan niet door de directie of leiding beoordeeld worden, maar moet zijn uitbesteed zijn aan die mensen die in die vrije ruimte professionele antroposofische zorg aanbieden. De directie volgt dan de professionals zolang het praktisch uitvoerbaar is.

Ton: Wij zijn weliswaar een antroposofische instelling, maar de meeste medewerkers zijn geen antroposofen. Bij onze interne conferentie, een retraite met de leidinggevenden, vroegen wij ons af: hoe kunnen wij weerstand bieden tegen alles wat van buiten op ons afkomt en niet bevorderlijk voor ons werk is? Hoe veroveren wij die vrije geestelijke ruimte weer?

Guus: Dat geldt niet alleen voor de instellingen, hetzelfde speelt bijvoorbeeld ook onder antroposofische huisartsen. Met de huidige regelgeving is het ontzettend moeilijk om antroposofisch te werken.

Ton: Hoe krijg je dat weer voor elkaar? Wij zoeken het in het kleine. Zo hadden we een taalproject, waarbij we begrippen wilden vermijden die niet het menselijke uitdrukken. Een duidelijk voorbeeld is het begrip ‘productie’, dat komt uit de industrie en past hier helemaal niet. Je moet daar nieuwe begrippen voor zien te vinden.

Guus: Juist in de kleine dingen kun je je identiteit opbouwen. Dat is voor antroposofische huisartsen volledig herkenbaar. Dagelijks moet je de innerlijke ruimte veroveren om antroposofisch te kunnen werken. De woordkeus tegenover de patiënt is hierbij essentieel. Als je je afvraagt wat het werkingsmechanisme van een medicament is, gebruik je een ‘verkeerd’ woord. ‘Mechanisme’ komt voort uit een mechanistische, technische en materiële voorstelling van zaken. Maar dat geldt niet voor het menselijk lichaam en het toedienen van medicijnen.

Ton: Cliënten die een antroposofische behandeling wensen, moeten vooral letten op de woonsfeer, niet zozeer op de benadering. Die omgeving moet het menselijke in de mens stimuleren. Daarvoor ontwikkel je aspecten, zoals taal die de gezondheid bevordert. Ieder jaar moet je opnieuw je identiteit verduidelijken, steeds met wat anders. Wij hebben bijvoorbeeld elkaars huizen gevisiteerd. Heb je wel het juiste schilderij aan de wand? Je moet kritiek kunnen verdragen. Het is jouw huiskamer en die moet wel levensbevorderend zijn. Je zou hierin veel meer kunnen ontwikkelen.

Het is heel moeilijk om mensen met het antroposofische in contact te brengen. Alsof het er nu niet de tijd voor is. Mensen hebben niet de grote vragen zoals vroeger. Antroposofen gaan mee met het elk jaar weer een ander modieus begrip centraal stellen: eerst was het salutogenese, daarna vitaliteit, nu weer de Theory U. Met dit laatste heb ik moeite, omdat daarbij een hele serie van industriële termen wordt gebruikt, bijvoorbeeld ‘downloaden’. Dat stuit me tegen de borst. Het gaat me om het opbouwen van innerlijkheid. Vroeger hadden alle instellingen hun verhaal. Hier was dat de Edda, in Scorlewald de Parcival.

Guus: Het antroposofische gezondheidscentrum in Zeist heet Widar... Ja, dat is heel belangrijk, het spirituele in een verhaal vatten. Dat is een toegangspoort. Je zult waarde moeten toekennen aan het spirituele, je innerlijk daarbij aansluiten en dat dan invullen. Ik wil nog even terugkomen op een antroposofische behandeling van een kwaal. Die kun je niet ‘op bestelling’ krijgen, dan zit je namelijk weer in het reguliere denken. Je moet individueel en biografisch kijken. Er is geen standaard receptuur. Alles wat je standaardiseert, doet onrecht aan de kwaal en aan de mens. Je moet beide regulier én contextueel beschouwen, kijken naar het welzijn en de ontwikkeling van de patiënt.

We ontkomen niet aan regelgeving van het aanbieden van griepvaccinatie. Maar je kunt wel een bezinningsaspect aan je uitnodiging toevoegen. Je biedt de patiënt dan een kans: een kijk op ontwikkeling.

Ton: Een innerlijk houdingsaspect dat voor de antroposofische zorg van belang is, is dat je in jezelf het contact onderhoudt tussen binnen en buiten. Onze medewerkers hebben de diepe wens om voor anderen te zorgen. De innerlijke houding die daarbij gevraagd wordt, is openheid, eerlijkheid, gelijkwaardigheid. Die kun je niet meten. Maar we krijgen er wel een indruk van door hoe de medewerker werkt.

Daarnaast bieden we inhoud aan, zoals een inleiding op de jaarfeesten. Dat is ook zo bij de stof voor de oriëntatiecursus. De innerlijkheid kunnen we in feite alleen stimuleren door het voorbeeld en de ervaring.

Guus: Ik merk bij de studenten aan wie ik lesgeef, dat ze willen weten waar ze kunnen leren wat ik doe. Dan is er iets gewekt in het slapende deel van het bewustzijn. Een voorbeeld kan het innerlijk wekken: waar kan ik leren om zo naar de mens te kijken?

Ton: Wekkend is bijvoorbeeld de vraag: wat is een mens? Waar begint het leven van een mens, op welk moment? Dat is vanuit de antroposofische geesteswetenschap gezien geen goede vraag. Je hebt nu die discussie over baby’s met open ruggetjes, of je hierbij met levenswaardig leven te maken hebt. Dat is eigenlijk een onzinnige vraag. Dat besef breekt dan door bij medewerkers, ze krijgen zo achting voor het begrip mens.