De gouden mantel omhangen

Read this in English

Door Redactie - In: diversen, ouderen - 11 januari 2012

Tekst I Inica Loe


De helft van zijn mantel schonk Sint Maarten aan een behoeftige. Op 11 november wordt zijn feest gevierd. Het is juist die dag dat redacteur Inica Loe op bezoek gaat in Limburg. Zij neemt poolshoogte bij een kleine organisatie voor mantelzorg, Palllium Zorgbemiddeling. Daar blijkt dat één mens die zorg behoeft veel in beweging kan brengen  

De gouden mantel omhangen

‘Na drie weken zorg zei mijn derde cliënte tegen mij: “noe veul ik mich geborgen”. Dat was het grootste compliment dat ze kon geven aan de mensen van haar zorgkring. Later vroeg ze of het mogelijk was om thuis te
blijven wonen. Op het overleg zei iedereen van harte ja: wij blijven tot zij overlijdt. Over een maand wordt ze vijfennegentig en ze woont nog thuis. Ze rekent erop dat wij het regelen en wij doen dat.’

Het is vandaag Sint Maarten, een mooie dag om op bezoek te gaan bij de mantelzorg. In Limburg betekent de elfde van de elfde ook de verkie­zing van Prins Carnaval. Er hangt een feestelijke sfeer in Maastricht: overal mensen met roze pruiken op en de mooiste kostuums aan. Ik bel aan bij Mariel van Knippenberg-Carré (1951) van Zorgbemiddeling Pallium Portam, ‘voor warme zorg’, staat er op de folder te lezen. Sinds twee jaar biedt zij met haar eenvrouwszaak zorgbemiddeling vanuit de antroposofie. Een vriendelijke vrouw met een prachtige zachte ‘g’ ontvangt mij hartelijk. Haar aandacht voor zorg vind ik ook terug in de inrichting van haar statige huis, met veel mooie spullen en een harmonisch gebruik van kleuren, en de heerlijke Limburgse vlaai die ik geserveerd krijg.

Warme zorg

‘Waar “warme” zorg goed voor is? Het is overal goed voor,’ is het antwoord van Mariel van Knippenberg op de eerste vraag. ‘De zorgkring rondom een cliënt creëert met elkaar een gemeenschapje waarin iedereen tot zijn recht komt, of je nu fantastisch kunt koken, heel goed een gesprek kunt voeren of een goeie verpleegkundige bent. De mensen mogen allemaal verschillend zijn, als ze maar goed samenwerken, met de cliënt in het centrum. Het werk van Pallium begon met een vraag van iemand die nog een paar weken te leven had. Hij wilde geen zware pijnbestrijding: ik wil toch mijn eigen dood niet missen, zei hij. Hij vroeg me of ik niet iemand kende die bij hen thuis ondersteuning kon geven. Ik ging op zoek en er ontstond een groepje, waar naderhand nog andere mensen bij kwamen. Hij heeft, zonder kunstmatige verdo­ving, nog een aantal maanden geleefd. Inmiddels hadden zich meerdere professionele verpleegkundigen en verzorgenden bij mij gemeld met de vraag naar een meer mensvriendelijke manier van werken. Zo begon mijn eerste kring. Zoals de zon omringd wordt door planeten, moet iemand die ziek is omringd worden en niet afhankelijk zijn van maar een of twee mensen.’

‘Op het gebied van de thuiszorg ben ik de eerste die werkt vanuit de antroposofie. Onze cliënten stemmen in met het zorgabonnement van Pallium en krijgen de garantie op een vaste eigen kring. Er is vrijwel geen overhead, zodat het geld uit het zorgbudget gaat naar de mensen die de zorg feite­lijk doen. Op dit moment hebben we twintig cliënten in ons bestand. We doen ook palliatieve zorg. Als we ons eenmaal aan een cliënt verbinden, kan hij op ons rekenen tot hij sterft. De bindende factor tussen alle kringen is de Palliumscholing, één keer in de maand. Hier hebben alle zorgverleners elkaar inmiddels leren kennen. Ze kregen onder meer les over de twaalf zintuigen en doen dit cursusjaar ook euritmie samen, dat werkt heel verbindend. Na de kennismaking met het antroposofische mensbeeld en de verschillende wezensdelen doen we dit jaar ook biografiewerk. Die gezamenlijke bagage werkt versterkend op de zorgverlening.’

Professionele mantelzorg

‘Pallium betekent “mantel” in het Latijn. In ons logo is het Gulden Vlies terug te vinden, de gouden ramsvacht die Jason en de Argonauten gingen terugroven in Colchis. Deze ko­ningsmantel is te vinden tussen de mens die zorgt krijgt en de mens die zorg geeft. Ik wilde een professionele mantelzorg realiseren waarin de klant echt koning is. De cliënten zijn tevreden met hun verzorgenden. Zij zijn niet alleen maar werknemers, zij zijn Argonauten die hun cliënt de gouden mantel omhangen. Want ze weten waar dat goed voor is. Zo is er een mevrouw die vandaag haar eerste dag op Valckenbosch, een antroposofisch verzorgingstehuis, meemaakt. De mensen uit de zorgkring zijn haar blijven bezoeken toen ze tijdelijk elders terechtkwam, omdat er daar nog geen plaats was. Ze hebben nog steeds contact met haar.’

‘In februari 2008 hebben we waakgroep Portam (Latijn voor “door de poort”) opgericht. Myriam Driesens, priester van de Christengemeenschap in Eindhoven, is iets over de dood komen vertellen. Inmiddels zijn we als wakers vierentwintig uur per dag bereikbaar. Ik leefde al langer met de gedachte aan de zorg rondom de dood. De behoefte aan rust, stilte en inbedding botst soms met de vorm van pijnbestrijding die wordt gegeven. Met een aantal mensen is vervolgens de Stichting ter bevordering der anthroposofische geneeskunst opgericht, die inmiddels de scholing organiseert. Ik geef nog wel advies over de inhoud, die gericht is op de praktijk van de zorg en de innerlijke ontwikkeling van de deelnemers.’

‘Op dit moment werk ik nog twintig uur per week als coördinator in de reguliere zorg. Omdat Pallium echt begint te groeien moet dat minder worden. Als ondersteuning voor de kringen maak ik roosters, organiseer ik teamoverleg en zorg voor alle formulieren. Ik heb een goeie adviseur die alles weet over het pgb en de wet. Verder werken we regelmatig samen met Buurtzorg, een grote thuiszorgorganisatie die ook kleinschalig werkt. Als hun cliënten interesse hebben in antroposofische zorg kunnen wij een aanvulling leveren op de bestaande zorguren.’

Morele fantasie

‘Ik ben in Noord-Limburg opgegroeid. Op mijn achttiende heb ik de antro­posofie leren kennen; dat was tijdens mijn opleiding tot bibliothecaris. Ik kreeg de opdracht De filosofie van de vrijheid van Rudolf Steiner (zomaar een boek uit de rubriek filosofie) samen te vatten in vijf zinnetjes. Ik kan niet zeggen dat ik het had begrepen, maar vooral de morele fantasie raakte me. Eind jaren zeventig werd mijn man, die bij Rijkswaterstaat werkte, overgeplaatst van Arnhem naar Maastricht. Ik werkte des­tijds nog in de jeugdbibliotheek. Mijn passie was Engelse jeugdliteratuur en dus ben ik na de geboorte van ons tweede kind Engels gaan studeren. Ik heb jarenlang historische jeugdboeken vertaald voor Christofoor; ondertussen las ik de ene cyclus van Steiner na de andere. Onze kinderen gingen inmiddels naar de vrijeschool.’

‘Vanuit de gedachte: ik wil toch ook iets betekenen voor de maatschappij ben ik gaan voorlezen in een verzor­gingshuis voor blinden en slechtzienden. Daar heb ik me aangemeld als vrijwilliger voor de badbeurt. Toen voelde ik gewoon: dit is het, ik ga de zorg in. Daarnaast wilde ik nog altijd theologie studeren, in het bijzonder het Jodendom. Mijn scriptie ging over Levinas, over het thema Ik en de ander. Centraal bij Levinas staat de ontmoeting met de ander; het menselijk gelaat doet een appèl – op mij, als Ik. De kennismaking met zijn werk heeft mij enorm geraakt. Voor mij is dat de basis voor een zorgzame samenleving. Ik wilde, vanuit het mensbeeld van de antroposofie, werken van ik tot ik. Onze opzet past goed bij het Limburgse landschap met de beschutting van de heuvels. Er zijn hier verhoudingsgewijs veel ouderen, de jongeren trekken weg. Ik vind het mooi om daar te zijn waar de vraag is. Mijn volgende streven is het aanbieden van een dagopvang, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten in een ka­der van zinvolle activiteiten. Maar ik moet het heel langzaam opbouwen. Dit jaar heb ik voor het eerst zelf een vervang­ster gehad in de vakantie. Naast de zorgbemiddeling heb ik nog een biografiepraktijk. Als ik er tijd voor krijg wil ik die verder uitbouwen.’

‘Door het goede gewoon te doen kun je al een beter mens worden. Daarbij heb je niets meer nodig dan twee mensen die iets voor elkaar willen betekenen. Als klein kind heb ik een keer onze strenge buurvrouw een kusje gegeven. Ze barstte in tranen uit. Ik herinner me dat ik toen het besef had: zo is het goed. Ik wil graag dat veel mensen dat meemaken.’