Werkingsmechanismen van therapieën inzichtelijk maken

Door Redactie - In: therapie - 11 december 2011

Tekst I Michel Gastkemper


Onderzoek en wetenschap spelen een steeds belangrijkere rol op het gebied van de antroposofische gezondheidszorg. Er komt heel wat kijken bij het realiseren van wetenschappelijk onderzoek. Om daar een indruk van te krijgen, spraken we met fondsenwerver, projectontwikkelaar en onderzoeker Annemarie Abbing

Werkingsmechanismen van therapieën inzichtelijk maken

Annemarie Abbing is in 2010 begonnen als fondsenwerver bij het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden. Het Lectoraat bestaat sinds 2007 en floreert met Erik Baars als lector, die met een staf aan mensen om zich heen werkt aan het zichtbaar maken en verantwoorden van de antroposofische benadering in de gezondheidszorg in Nederland. Daar hoort Annemarie Abbing dus ook bij, met specifieke taken: niet alleen als fondsenwerver, maar ook als projectontwikkelaar en onderzoeker.

Annemarie heeft een opleiding tot kunstzinnig therapeute achter de rug, aan dezelfde Hogeschool Leiden. Dat was in de jaren 1997 tot 2001. Maar met 22 jaar voelde zich nog erg jong om zich als zelfstandig therapeute te vestigen. Bovendien miste ze indertijd bij de kunstzinnige therapie soms wat wetenschappelijke onderbouwing. Ze was betrokken en enthousiast en wilde altijd méér weten: ‘Wat zijn de werkingsmechanismen achter deze therapie,’ vroeg ze zich af. ‘Hoe mooi het allemaal ook is, werkt het wel echt zoals het wordt voorgesteld, en waar baseer je dat dan op?’

Dit leidde haar tot de studie diergeneeskunde in Utrecht, waar ze koos voor de richting veterinaire volksgezondheid en onderzoek. ‘Diergeneeskunde is volledig Evidence Based, het heeft een duidelijk kader. Je kunt er direct verantwoord en veilig mee aan de slag.’ Na deze studie ging ze bij het ministerie van Landbouw (LNV) werken. Voor dit ministerie deed ze onderzoek, tot 2007. Vervolgens werd ze moeder van twee kinderen. Toen ze weer buitenshuis kon gaan werken, wilde ze werk doen wat vooral een maatschappelijk belang diende. Ze werkte als freelancer mee aan een project ‘kunst in onderwijs’. Hiervoor verzorgde ze ook de fondswerving, wat haar kennismaking ermee was.

Op de website van Hogeschool Leiden kwam ze het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg tegen, dat ze nog niet kende. Er was een vacature voor fondsenwerver. Dit sprak haar aan, want het leek of hierin alles bij elkaar kwam wat zij tot dan toe had gedaan en meegemaakt. Ze solliciteerde en werd meteen aangenomen. Ze begon direct met fondsenwerven, want het Lectoraat is onder leiding van Erik Baars een rijdende trein, die met flinke vaart werkt aan het vergroten van het kennisdomein. De financiële basis daarvoor is afkomstig van het eigen werkveld dat voor een deel structurele ondersteuning biedt, en uiteraard de hogeschool zelf die haar lectoraten mede bekostigt. Voor afzonderlijke projecten moet echter aanvullende financiering worden gevonden.

Annemarie Abbing is behalve fondsenwerver ook projectontwikkelaar. Ze werkt aan het opzetten van onderzoeksprojecten en brengt daarvoor diverse samenwerkingspartners bijeen. Over de werksfeer bij het Lectoraat is ze erg te spreken: ‘Bij het Lectoraat wordt met grote overtuiging en betrokkenheid gewerkt, op het ministerie had ik meer de afstandelijkheid van ambtenarenwerk ervaren. Hier zijn heel korte lijnen. Er wordt in een ontspannen en ongedwongen sfeer keihard gewerkt, ook buiten de vaste uren.’

Reguliere subsidies

Haar eerste jaar als fondsenwerver was zeer succesvol, het lopende tweede gaat ook goed. Er is een aardig netwerk opgebouwd van antroposofische fondsen. Daarnaast richt het lectoraat zich steeds meer op reguliere subsidies. Vanuit de overheid beheert ZonMw (Zorgonderzoek Nederland, Medische Wetenschappen) de subsidies voor gezondheidszorgonderzoek. Hier doet het lectoraat ook financieringsaanvragen. Omdat iedereen daar aanvraagt, is er ongeveer 10% kans dat je voorstellen ook gehonoreerd worden. Een potentiële steun in de rug voor het Lectoraat is het recente officiële advies van ZonMw om meer aan CAM-onderzoek te doen, dus naar complementaire zorgvormen.

Algemeen in de gezondheidszorg is er een verschuiving te zien, en komt er meer aandacht voor nauwere betrokkenheid van de patiënt bij zijn eigen gezondheid. Ook aan die kant worden er nieuwe stappen gezet, met health promotion, empowerment en zelfregie. Dat is iets wat in de antroposofische gezondheidszorg eigenlijk al van oudsher centraal staat. Annemarie: ‘Het is daarom belangrijk dat wij als lectoraat actief deelnemen aan deze ontwikkelingen. Diverse projecten voor de komende periode zijn dan ook daarop gericht. De focus komt ook meer op de patiënt en cliënt te liggen: deze is de “eindgebruiker”, onderzoeksresultaten moeten daar terecht komen. Het is voor de patiënt belangrijk om te weten welke mogelijke behandelingen en therapieën er zijn voor welke klachten, in hoeverre de werking wetenschappelijk is aangetoond en waar men terecht kan voor goede zorg.’

Vorig jaar werd voor twee jaar geld toegekend door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA), voor het maken van zorgprogramma’s door het Lectoraat. Het gaat om het project ‘In Verbinding. Vernieuwing van eerstelijnszorg met antroposofische inzichten’, waar in samenwerking met zorgverleners in de antroposofische zorg vier zorgprogramma’s worden ontwikkeld, plus het monitoren van de uitvoering. Deze programma’s betreffen de aanpak in de eerste lijn van depressie, hechtingsstoornissen, hooikoorts en kanker.

Therapie inzichtelijk maken

Annemarie Abbing voert zelf ook onderzoek uit. Dit betreft vooral haar eigen vakgebied, kunstzinnige therapie. Voor Annemarie betekent het een terugkeer naar haar oorspronkelijke vragen over de kunstzinnige therapie. De kunstzinnige therapie moet niet alleen in een intuïtieve vorm kunnen worden bedreven, maar er moet ook inzichtelijk gemaakt kunnen worden dat het werkt en hoe het werkt. Om dit te bereiken is het belangrijk om gegevens over de gegeven therapie te verzamelen, liefst op uniforme wijze. Niet omwille van pure documentatiewoede, op papier of digitaal, maar om aan het wetenschappelijk fundament van de therapie te werken, zodat er een bredere acceptatie kan komen. Hiermee versterkt de therapie haar bestaansrecht en kan het nog meer cliënten van dienst zijn.

Het gaat hierbij om wat ‘documentatietechnieken’ wordt genoemd: het door de therapeut zelf bijhouden van de therapieën, welke interventies er worden gedaan, wat de klachten zijn en hoe het verloop van de klachten is, zo nodig aangevuld met vragenlijsten die door patiënten ingevuld worden. Dit gebeurt heel verschillend op de diverse plekken. Het onderzoek van Annemarie bestaat uit het inventariseren van al deze vormen. Daartoe heeft ze de afgelopen twee maanden een online enquête afgenomen bij leden van de Nederlandse Vereniging voor Kunstzinnige Therapie (NVKT). In deze enquête moesten allerlei vragen worden beantwoord over wat therapeuten precies bijhouden gedurende het therapeutisch proces.

‘De komende weken zal ik interviews afnemen bij externe partijen, zoals verzekeraars en doorverwijzers, om in kaart te brengen welke eisen zij stellen aan de informatie over het therapeutisch proces. Tevens bestudeer ik de bestaande literatuur. De creatieve therapie bijvoorbeeld kent hetzelfde documentatieprobleem en mogelijk kan ik mijn voordeel doen met wat zij daar al gevonden hebben. Een lijst met voorlopige criteria voor de documentatiemethode staat gepland voor oktober. Een eerste compleet voorstel zou er eind dit jaar moeten zijn.’

Daarna volgt een ontwikkeltraject, waarbij het testen een belangrijke plaats inneemt. Gedurende drie jaar zal onderzocht worden hoe de praktijk bevalt. De bedoeling is er een promotietraject van te maken, mogelijk bij de Universiteit Leiden. Het onderzoek gaat niet in de eerste plaats om de inhoud van de kunstzinnige therapie, maar om een algemene methodologie van documenteren en monitoring. Men heeft aan universiteiten ervaring met het ontwerpen en testen van nieuwe methoden en systemen. Voor de antroposofische gezondheidszorg is dit een mogelijkheid haar algemene bruikbaarheid te tonen en zo aan haar acceptatie te werken.

Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg, Hogeschool Leiden, Postbus 382, 2300 AJ Leiden, (071) 51 88 715, lectoraat.ag@hsleiden.nl