Over aanraking en geborgenheid

Door Redactie - In: diversen, geboorte, opvoeden, ouderen - 29 mei 2020

Tekst: Simone Thomasse | Beeld: Xavier Mouton, Everton Vila / Unsplash


Een huisartsenpraktijk voeren op afstand. Hoe verging het Marco Ephraïm de afgelopen maanden in lockdown? Naast af en toe een Coronaspreekuur op de huisartsenpost, betekent dat héle lange bellijsten, zegt hij. En filmpjes en foto’s bekijken van aandoeningen die aandacht behoeven. Een gezwollen gewricht, een vreemd plekje op de huid… ‘Als ik twintig, dertig mensen gebeld heb, ben ik veel vermoeider dan bij de echte ontmoetingen. Hoe heerlijk vind ik het om mijn patiënten weer te zien! En dat is wederzijds.’

Over aanraking en geborgenheid

‘Als ik een patiënt lichamelijk onderzoek, verbind ik me heel concreet en neem ik veel meer waar. Dikwijls met verwondering voel ik of spieren gespannen zijn, of de warmte onevenredig verdeeld is over het lichaam of hoe het met de temperatuur van de voeten is. Iedere disbalans betrek ik in mijn beeldvorming en de patiënt ervaart aan den lijve dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Dat voelt veilig. Je tot in het fysieke veilig voelen bij je behandelaar is essentieel.’

Ouderenzorg

‘Onlangs volgde ik een webinar waarbij een arts uitlegde hoe in Duitsland de curve duidelijk ging zakken onder invloed van de start van hygiënemaatregelen en een week later de invoering van social distancing. Nog een week later werd de lockdown ingezet, maar die gaf helemaal geen verbetering! De conclusie van de wetenschappers die dit analyseerden was: de lockdown was helemaal niet nodig geweest. Wél de hygiëne en afstand houden, met name binnen, dat heeft veel effect. De deels onnodige schade die de verregaande maatregelen opleggen is enorm en vraagt om nieuwe afwegingen. Er zijn vooral ook grote fouten gemaakt in de ouderenzorg doordat er onvoldoende beschermingsmateriaal was en vaak matige of verkeerde ventilatie; vele onnodige besmettingen hebben daar plaatsgehad. Schrikbarend. Opgesloten zitten in een setting waar het virus binnen is - dat voelt natuurlijk heel lastig. Maar dat deze aanpak opgelegd is zonder enige vrije keuze van de ouderen zelf vind ik het grootste probleem. Dat had nooit mogen gebeuren.’

Moederdag

‘Mijn moeder van 86 woont sinds kort in een verpleeghuis en dementeert licht. Al wekenlang kunnen we haar niet meer bezoeken. Voor haar is dat heel moeilijk. Zij is een sterke vrouw en probeert zich goed te houden, maar ze vergeet vaak wat er aan de hand is. Dan staan we onder aan haar raam en vraagt ze: “Kun je toch niet even boven komen?” Ze was vlak voor de coronacrisis verhuisd, dus kent ze daar nauwelijks iemand. In november overleed mijn vader, ze heeft amper tijd gehad het te verwerken. Toch: steeds als we haar spreken, fleurt ze weer op. Mijn moeder heeft een iPad en af en toe skype ik met haar. Ik ben al een paar keer met haar gaan wandelen in onze tuin; via mijn telefoon laat ik haar de planten zien of een bij die een bloem invliegt. “Het lijkt net of ik in jouw tuin wandel!”, zegt ze dan. Met Moederdag kregen we de mogelijkheid elkaar tien minuten dichterbij te ontmoeten: op anderhalve meter afstand, met mondkapjes en een soort gaas ertussen. Het was fijn, maar ze werd er ook emotioneel van en had grote behoefte om mijn zus en mij aan te raken. Met handschoentjes aan en het gaas ertussen konden we even onze handen tegen elkaar aanhouden. Dat was voor haar zo belangrijk. Ik merk dat het gemis aan fysiek contact haar onzeker maakt, en verdrietig.’

Tastzin en levenszin

‘Dat we mijn moeder even konden aanraken, gaf haar een gevoel van geborgenheid. Ze werd er rustig van. Aanraking heeft met tastzin te maken - het eerste zintuig waarmee je als baby in het vruchtwater je omgeving en ook je eigen fysieke grens waarneemt. Als je je beweegt, voel je de baarmoeder en op het moment van de geboorte vindt er een tijdelijke strekking plaats. Het wordt even heel nauw en vervolgens kom je in een ruimte waar géén begrenzing is. Dat is natuurlijk een heel gekke gewaarwording. Interessant is dat je onrustige baby’s die veel huilen kunt helpen door ze begrenzing te geven met een trappelzak. Als dat niet genoeg is, kun je het kindje bakeren. Voordat je dat doet, moet je uiteraard eerst zeker weten dat er niet iets medisch aan de hand is. Ook het inwrijven en wiegen zijn ervaringen aan het fysieke lichaam. In de antroposofie kijken we iets ruimer naar de menselijke zintuigen – we onderscheiden er geen vijf, maar twaalf. De tastzin kom je dus als eerste tegen als je iets – letterlijk – tegen het lijf loopt. Dat kan prettig of niet prettig zijn, aantrekken of afstoten. Dan heb je de levenszin, die meer met je gevoel van welzijn samenhangt. Als je bijvoorbeeld goed gegeten en lekker in het zonnetje gewandeld hebt, kun je je gesterkt voelen in je levenszin. Zo bezien heeft ook een knuffel met vitaliteit te maken.’

Bewegingszin en evenwichtszin

‘Met de bewegingszin voel je vervolgens hoe je zit, staat of beweegt, dat je even moet verzitten of dat er ergens iets opgeschud moet worden. Je evenwichtszin gebruik je de hele dag door. Niet alleen fysiek, maar ook overdrachtelijk bijvoorbeeld in de ontmoeting als je constateert: nu is het genoeg, nu moet ik weer verder, nu ben jij aan de beurt (of ik). Alles wat je basaal fysiek met je evenwichtszin hebt geoefend, werkt je hele leven door. En wat je basaal hebt mogen ervaren aan geborgenheid en gevoel van welzijn, geeft je voor de rest van je leven de mogelijkheid geborgenheid te kunnen vasthouden. Ook in situaties waarin dat moeilijk is. Dat je deze zintuigfuncties internaliseert, is dus van het grootste belang.’

Aanrakingshonger

‘Terug naar de tastzin, die grens van Ik en het Andere. Als je een tijd geen aanraking hebt gehad - en dat merk ik nu dus aan mijn moeder - krijg je aanrakingshonger. Zij verlangt ernaar om vastgehouden te worden. Die honger laat zien dat je verbondenheid hebt ervaren. De tastzin heeft dus ook te maken met je verbinden. Afgescheiden zijn en je weer verbinden is een oerproces. Alleen al door het feit dat je in een lijf geboren wordt, ervaar je dit oerproces via de tast telkens weer. Dat is spannend, en in dit kader gebeurt er momenteel veel. Ik had een grootvader op mijn spreekuur die het zo moeilijk vindt dat zijn kleinkinderen niet even op schoot mogen komen zitten. Voortdurend wordt door de ouders geroepen: je mag níet naar opa gaan. “Wat doet dat nou met zo’n kind?” vroeg hij. Tja. Het kan best eventjes, maar dit jaren zo voortzetten is niet gezond. Ik denk dat het heel schadelijk is voor sociale verhoudingen als kinderen, die zelf nog niet dat proces van betrokkenheid en distantie hebben geleerd, niet spontaan meer mogen zijn. Dat zal op een gegeven moment echt weer losgelaten moet worden.’

‘Door het thuiswerken en afstand houden is een situatie ontstaan met minder prikkels en meer rust. De een vindt dat fijn, de ander juist niet. Het is natuurlijk heel vervelend dat we elkaar niet fysiek mogen begroeten of aanraken, maar dat geeft je ook de mogelijkheid om meer bij jezelf te komen en - wie weet - een nieuwe laag in jezelf te gaan verkennen.’