Pioniers

Door Redactie - In: column - 16 november 2018

Column Jan Graafland  |  Beeld Shutterstock


Sommige mensen zoeken hun geluk op onherbergzame plekken. Plekken waar niemand anders nog kwam of plekken waar anderen maar liever niet komen. Zulke mensen noemen we pioniers. Pioniers hebben hun weg in hun eentje af te leggen. Vaak is dat een eenzame weg. De last van het alleen-zijn is best te dragen, maar dan moet je er wel innerlijk van overtuigd zijn dat deze weg nu eenmaal de weg is die je onvermijdelijk moet gaan en geen andere. Zo’n overtuiging kanaliseert wilskracht.

Pioniers

Duindoorns zijn plantaardige pioniers. Ze groeien op moeilijk begaanbaar terrein, in de duinen. De duindoorn leeft daar op een rantsoen van enkel zand en licht, in droogte. Dat maakt hem tot een tanige struik die uit taai hout bestaat en smalle, haast naaldvormige blaadjes heeft. Alles aan de duindoorn wijst op zijn vermogen tot energiebehoud. De duindoorn heeft immers geen energie te verspelen en wordt door zijn extreem schrale standplaats tot in de diepste vezels aangesproken op overleven. Het is een echte pioniersplant en daar plukken wij de vruchten van: helder oranje besjes, boordevol energie, gerijpt aan het licht van de zon. Het proeven van zo’n duindoornbesje, zo van de tak, is een zure bedoening. Je voelt je mondholte samentrekken, waarna dat gevoel zich uitbreidt over je gehele gezicht. Je ogen knijpen ervan samen. Door dat zure heen bijten is op zich al een daad die wilskracht vraagt. Sommige mensen beginnen er niet eens meer aan. Menselijke pioniers zijn een soort duindoorns. Zij laten ons zien dat in schraalte leven tot op zekere hoogte niet slecht is voor een mens. Je te moeten handhaven in minder comfortabele omstandigheden spreken je wilskracht en doelgerichtheid aan.

Bij de duindoornstruik in de Weledatuin sprak ik ooit een psychotherapeute. Ik beschreef haar de fysieke verschijning van deze pioniersplant puur feitelijk, zoals hier­boven. Zij zweeg een moment en zei toen in dat beeld van de duindoorn een cliënte te herkennen, die beweerde te lijden aan lusteloosheid. De therapeute beschreef haar cliënte als mager, maar ook tanig en taai. Zij was ervan overtuigd dat deze vrouw wel degelijk over voldoende innerlijke kracht beschikte, maar dat het haar kennelijk niet lukte om er contact mee te maken en die kracht aan te spreken. De pschychotherapeute wilde het beeld van de duindoorn aan haar cliënte meegeven en haar de duindoornbes laten proeven. Misschien zou zij zich hierin herkennen en de weg kunnen terug vinden naar haar eigen vitaliteit.

Het verraste mij hoe de ontmoeting met de therapeute deze wending nam. Als tuinman deed ik namelijk niets anders dan een plant beschrijven die ik in de loop der jaren een klein beetje had leren kennen. Over een mogelijke samenhang met de mens had ik haar niets gezegd.


Jan Graafland verzorgt al twintig jaar de biodynamische Weledatuin met medicinale planten en bijenvolken in Zoetermeer. Waarneming is misschien wel zijn belangrijkste tuingereedschap.