Groeimomenten

Door Redactie - In: diversen - 24 juni 2022

Tekst Johanna Priester |  Beeld Jacco van der Zwan


Op vroegere geboortekaartjes stond het vrijwel altijd: ons kindje telt zoveel gram en centimeter! Daarna kwamen de spannende eerste weken: groeit het wel? Weer wat later de streepjes op de deurpost en de verbazing dat een kind zo snel kan groeien, zomaar uit zichzelf! Groter groeien gaat al vlot gepaard met het veroveren van lopen, voorwerpen hanteren, spreken. Ook dat komt zomaar tevoorschijn en de hele omgeving geniet ervan mee. Uiteindelijk wordt groei een meer verborgen proces: het wordt groeipotentie. Hoe kun je kijken naar dit soort momenten waarop we ons als mens ontwikkelen?

Groeimomenten

Pas als het simpelweg groter worden zich terughoudt lijkt er iets echt nieuws te kunnen ontstaan in een mensenleven. Misschien kun je zelfs zeggen: de groei stelt zich ter beschikking, offert zich op. Er is dan een soort stokken, een stuwen van de groei die eerst zo vanzelfsprekend maar dóór ging. Bij sommige planten kun je dit proces goed volgen: na een uitbundige groeifase van almaar meer en grotere bladeren zie je een inhouding. De nieuwste bladeren, steeds kleiner en puntiger, blijven dichter op elkaar tot er een soort stop ontstaat. Alsof alle groeikracht zich dan en daar verzamelt, barst de knop tenslotte open. Dan wordt zichtbaar: aha, dit is het ándere wat zich nu wil tonen! De bloem is wezenlijk anders dan de bladeren en kon alleen ontstaan doordat het groeiproces stokte.

Groei is geen continu proces, maar gaat altijd in golven

Groeipotentie

Groei gaat altijd in golven. Periodes van gladjes doorgaan wisselen af met momenten van stuwing, wachten, uithouden, onzekerheid over of en wat er aan het licht wil komen. En vaak met gedeeltelijk afbreken van wat er was, om plaats te maken voor wat komt. Drie stappen vooruit, één of twee achteruit… Zo wordt uiterlijke groei uiteindelijk onzichtbaar: het verdicht zich tot groeipotentie in de vorm van zaad. En tot innerlijke ontwikkeling – althans bij mensen. Planten zijn gebonden aan de cyclus van het jaar en trekken zich terug als de herfst zich aandient. Dieren zijn ‘klaar’ als ze voor voldoende nakomelingen hebben gezorgd, daarna zal het dier veelal sterven. Bij mensen loopt de ontwikkeling als vanzelf nog door tot hun eind twintiger, begin dertiger jaren. Tot die leeftijd zijn er van nature vooral stappen vooruit. Biologisch gezien hebben we dan voor nakomelingen kunnen zorgen. De noodzaak voor verdere aarde-gebonden groei is er niet meer. Het onbewust aanvoelen van dit stokken veroorzaakt op deze leeftijd nogal eens een crisis.

Door ziekte en tegenspoed ontstaan er stuwingsmomenten die als het ware vrágen om iets nieuws

Innerlijke ontwikkeling

Alleen de echt innerlijke ontwikkeling blijft nu over, of liever: kan vanaf dan opgepakt worden. Het basismateriaal (wie ben ik? wat kan ik?) is bekend en veroverd. Nu gaat het erom in hoeverre we dat ter hand nemen, vanuit een vrijheid die alleen de mens gekregen heeft: wat wil ik? Staan we hiervoor open, dan kan deze ontwikkeling doorgaan tot letterlijk onze laatste ademteug, met een lichaam waaruit tenslotte alle groei verdwenen is en uiterlijke afbraak gaat overheersen.

Innerlijke ontwikkeling krijgen we dus niet zomaar cadeau, maar op onze levensweg krijgen we wel duwtjes in die richting. Door allerlei hobbels, zoals ziekte en tegenspoed, ontstaan er stuwingsmomenten die als het ware vrágen om iets nieuws, om een transformatie. Maar of zo’n knop zich zal openen tot een bloem staat niet langer bij voorbaat vast en hangt mede af van onze eigen actieve, bewuste bijdrage.

Tussen de grote gebaren van ingroei en uitgroei zit vaak een lange periode van relatieve stabiliteit waarin je er gewoon bént

Kleine zaadjes, grote gebaren

Je kunt ook zeggen dat groei (vooral) optreedt als je ergens in of uit groeit. Ingroeien gaat min of meer vanzelf: je krijgt steeds meer gereedschap aangereikt en groeit in het leren hanteren en integreren hiervan. Eerst een eigen fysiek lichaam, dan eigen vitaliteit, een eigen emotioneel (astraal) zielenlichaam en tenslotte een eigen Ik. Bij het uitgroeien gaat het om ontwikkelen door juist het kwijtraken van aspecten, het moeten loslaten: je ontwikkelt je dóór dit desintegreren heen. Groei is nu niet meer vanzelfsprekend en zeker niet zomaar zichtbaar. Zaadjes zijn soms onooglijk klein… Tussen die grote gebaren van ingroei en uitgroei zit vaak een lange periode van relatieve stabiliteit waarin je er gewoon bént, leeft, werkt, verzamelt - ook al zijn kleinere groeimomenten altijd en overal te vinden.

Loslaten

Geboren worden en sterven zijn natuurlijk de ultieme knooppunten van in- en uitgroei. Daarbinnen zijn de puberteit en de overgang (bij vrouwen) wel de meest bekende hobbels, omdat ze vaak met zulke opvallende en kenmerkende onrust-tekens gepaard gaan. In de puberteit worden we van mensenkind tot man of vrouw, terwijl we in de overgang een deel van het fysiek-vrouwelijke loslaten en weer meer algemeen-menselijk worden. Om de menstruatiecyclus tot stand te brengen, moeten de wezensdelen van de mens heel specifieke taken vervullen. Elke maand opnieuw worden de vitaliteitskrachten in de onderbuik extra actief. Een eicel rijpt, hormonen worden aangemaakt en het baarmoederslijmvlies verdikt. Als er geen bevruchting is opgetreden zorgt het astrale lichaam (het wezensdeel dat beweegt tussen binnen en buiten) dat het slijmvlies weer wordt afgebroken en uitgestoten. En dat alles onder leiding van het Ik, dat moet zorgen dat alles op het juiste moment en in de juiste mate gebeurt.

Het kost vaak jaren oefening voor alles goed verloopt en de vier wezensdelen goed op elkaar zijn afgestemd. Vooral het astrale lichaam met zijn bewegende zielenkrachten laat dan van zich horen. De puberteit is een periode waarin het ‘dierlijke’ uitbarst en getemd moet worden, zowel in het lichaam als in de ziel. De overgang wordt ook wel de omgekeerde puberteit genoemd. Het deel van de astrale- en ik-krachten die de menstruatiecyclus regelden maken zich dan weer los van het lichaam. De vitaliteitskrachten worden nu niet meer gericht gestuurd en laten niet zelden het héle lichaam opzwellen in plaats van alleen een eicel. Het astrale lichaam krijgt geen ‘antwoord’ meer: er is geen eicel meer die wil springen en er valt geen baarmoeder meer uit te knijpen.

In plaats daarvan probeert het nu toegang te krijgen van buitenaf en wordt het hele lichaam uitgeknepen: de beruchte zweetuitbarstingen. Emoties zijn hun anker kwijtgeraakt en kunnen alle kanten op schieten.

Zoektocht

Ook een deel van de individuele ik-kracht, dat leeft in de warmte, komt in de overgang weer vrij. En hoe, niet zelden met laaiende kracht! Het is vaak een hele zoektocht voor het lukt die vrijgekomen energie gericht ergens anders voor in te zetten. Maar wat een potentie ligt erin verborgen!

Bovendien geeft het de kans om dat wat bij de ingroeifase min of meer scheef is gegaan, opnieuw te bekijken, recht te zetten of alsnog te verwerken. Want ook dat is een kenmerk van groei: thema’s die terugkomen, dingen die je steeds weer van een iets andere kant kunt (of moet…) benaderen. ‘Ik dacht dat ik dat nu wel gehad had, krijg ik het wéér voor mijn kiezen…’ Hoe is het mogelijk…


Johanna Priester is oud-huisarts en deelt haar kennis over ziek zijn en gezond worden nu op andere manieren. Op puntjes.nu schrijft ze kleine overwegingen. In Ita schrijft ze over het versterken van zelfinzicht, gezond gedrag en over het aanvaarden van dat wat nu eenmaal hoort bij het leven. En Johanna heeft een videokanaal. Haar nieuwste videoboodschap gaat over hoe het is om een evenwichtskunstenaar te zijn.


Verder lezen?

Johanna Priester | Vrouwenzaken: over ongesteldheid en opvliegers, brochure #32 | gezichtspunten.nl

Manon Kerkhof & Maaike de Vries | Ook leuke meisjes worden vijftig | Kosmos

Leen Steyaert | Stralend door de menopauze | Pelckmans