De gang van het Sars-cov-2 virus in het menselijk lichaam

Door Redactie - In: diversen - 2 april 2021

Wat verandert er?
Wat zijn de consequenties?
Wat kunnen we doen?

Arts Christina van Tellingen hield deze online voordracht op uitnodiging van het  Herfstcongres (28.11.2020).

Ik mag u iets vertellen over wat COVID-19 in ons lichaam doet. Dat is een enorme hulp, voor mij in ieder geval, om een beeld te krijgen van wat het betekent dat dit virus, deze ziekte, op dit moment in ons midden is.

De gang van het Sars-cov-2 virus in het menselijk lichaam

Symptomen van COVID-19


Om te beginnen herinner ik u aan de belangrijkste symptomen van corona. Zoals u weet kan corona zo verlopen dat mensen niet merken dat zij besmet zijn, of het virus bij zich dragen. Maar het kan ook een zeer fulminant verloop hebben, zodat iemand naar het ziekenhuis moet en op de Intensive Care terechtkomt. We weten ook dat het dodelijk kan zijn. Het interessante is dat bepaalde groepen mensen, met name jonge mensen, een verloop hebben, dat heel licht is, terwijl oudere zieke mensen meestal een ernstiger verloop hebben. De vier belangrijkste symptomen van corona zijn koorts, hoesten, het verlies van reuk en smaak en er kunnen ook darmsymptomen optreden, zoals diarree. Als mensen op de Intensive Care belanden kan het er heel anders gaan uitzien. We zien dat mensen dan ademnood en/of hartproblemen krijgen, maagproblemen, nierproblemen en/of neurologische problemen. En heel belangrijk is dat er stollingsproblemen zijn. Wij kunnen ons realiseren dat er eigenlijk twee verschillende manieren zijn waarop de ziekte kan verlopen. Het ene verloop is de besmetting met het virus, waarbij de eerstgenoemde symptomen optreden. Dat kunnen ook geen of vaak heel lichte klachten zijn. Maar dan kan het virus in het lichaam het immuunsysteem doen ontsporen. Er volgt een overreactie van het immuunsysteem en dat geeft de ernstige symptomen die we zien als mensen in het ziekenhuis liggen. Dus het is belangrijk om die twee processen naast elkaar te zien en de verschillen te onderkennen. We weten inmiddels ook dat, als corona weer voorbij is, er lang allerlei klachten kunnen blijven. Mensen hebben angsten, depressie en slapeloosheid. Bij bijna 80% van de mensen kunnen we na enige maanden het virus nog aantonen in de hartspier. Een groot aantal mensen ervaren blijvende problemen. Dus we hebben te maken met een virus dat eerst wat algemene symptomen laat zien, die we goed kunnen begrijpen, zoals koorts en reuksymptomen. Wanneer het virus het immuunsysteem laat ontsporen, komt de immuunreactie van het lichaam die eigenlijk dodelijker is dan het virus zelf. Dat kunnen we ook zien aan het soort medicijnen dat in deze ernstige situaties helpt. Dat is bijvoorbeeld Dexamethason, een middel dat de ontsteking remt en het immuunsysteem tot rust brengt. Wat ook blijkt te werken is Tocilizumab, ook een middel dat het immuunsysteem tot rust brengt. En dan natuurlijk een middel dat de stollingsproblemen vermindert. 

Bloedstolling en het immuunsysteem zijn functies van de ik-organisatie. Het interessante van deze middelen is dat het allemaal middelen zijn, die de functie van de ik-organisatie overnemen om in het lichaam werkzaam te zijn. Net zoals we weten dat koorts een reactie is van de ik-organisatie om sterker te kunnen ingrijpen in het fysieke lichaam, zien we hier dat er middelen worden ingezet om de functie van de ik-organisatie over te nemen. 
 

Context waarin de ziekte ontstaat

Als je kijkt naar een ziekte, dan kan je kijken naar de ziekte zelf, maar het is vaak enorm behulpzaam om ook te kijken naar wat de context is van deze ziekte. Daar zien we een paar zaken duidelijk naar voren komen. De eerste context van deze ziekte is luchtvervuiling. Het is inmiddels door heel wat studies aangetoond dat deze ziekte vooral voorkomt en veel ernstiger gevolgen heeft op plaatsen waar de lucht sterk vervuild is. Dat hebben we op verschillende plekken gezien, dit werd bv. recent aangetoond in Brabant. Het tweede contextfenomeen is, dat dit een ziekte is die vooral ernstig verloopt bij mensen met hart- en vaatproblemen, diabetes, overgewicht en bij rokers. Het zijn eigenlijk allemaal ziekten die horen bij onze welvaartsstaat. De derde context van dit virus en deze ziekte is de context van de dieren. Want zoals we weten komt deze ziekte uit de dierenwereld en is daar opgerakeld, doordat wij mensen ecosystemen kapotmaken. Daardoor komt de mens in aanraking met virussen die er waarschijnlijk wel waren, maar die we nooit eerder hebben gezien. Dus als we kijken naar de context van deze ziekte moeten we zeggen: deze ziekte is in feite een cultuurziekte. Het heeft te maken met onze cultuur. Dat is een heel belangrijk fenomeen om ons te realiseren. 
 

Fysiologie van het virus

Om dat nog wat verder uit te diepen wil ik met jullie kijken naar de fysiologie van wat een virus eigenlijk is. Wat weten over deze ziekte? In maart wisten we natuurlijk helemaal niets, maar nog steeds weten we er heel weinig over. Iedere dag komen er vele studies uit. Het is niet meer te volgen voor één mens. De ene studie zegt het een en de andere studie zegt het tegenovergestelde. Dus het is nog steeds ontzettend moeilijk om echt te zien wat er gebeurt. Daarom denk ik dat de context waarin deze ziekte zich ontwikkelt ook zo belangrijk is. 

Wat is een virus? Om te kijken naar wat een virus is, wil ik eerst kijken naar de cel. De cel bestaat uit twee elementen, de cel zelf met het membraan er omheen. En dan heb je de celkern (zie tekening). Waarschijnlijk hebben jullie ooit weleens gehoord dat in de celkern onze chromosomen zitten. Op de chromosomen zitten onze genen. Onze genen bestaan uit DNA; dat is onze genetische code. Maar nu wil ik jullie even bewust maken van het feit dat alle cellen in je lichaam hetzelfde DNA, dezelfde genetische code hebben. Toch heb ik huidcellen, oogcellen, hartcellen, levercellen, totaal verschillende soorten cellen. Hoe kan dat? Dat is zo, omdat de genetische code, de genen die we hebben, aan- en uitgezet kunnen worden. Het is afhankelijk van de omgeving van de cel welke genen wel of niet aan staan. Het is heel belangrijk om te weten dat het eigenlijk de omgeving is, die bepaalt wat er gebeurt. Daar zijn een heleboel voorbeelden van te geven, ook qua studies. Maar de epigenetica (de studie van de contextinvloed op de genen) die dit fenomeen bestudeert, heeft in de laatste twintig jaar een hoge vlucht genomen. 

Het DNA van de genen die ‘open’ staan, kan afgelezen worden door een stofje dat mRNA heet. Dat mRNA brengt de boodschap van de genen naar de cel zelf. In de cel zelf, in de vloeistof die de cel opvult, het cytoplasma, worden dan de stoffen gemaakt die nodig zijn om de eigenschap die het afgelezen gen draagt, te ontwikkelen. We weten dat het coronavirus een mRNA-virus is. Dat heeft dus een relatie tot dit proces van de transcriptie van het DNA in de kern naar het cytoplasma van de cel toe. Het mRNA van het virus zet menselijke cellen ertoe aan virusdeeltjes te produceren in hun cytoplasma, die dan vervolgens het lichaam in gaan.
 

Membraan, ACE-receptor en ACE-2-receptor

Dan is er een ander belangrijk element van de cel, waarop ik jullie wil wijzen en dat is het membraan. Ik heb tijdens mijn studie geleerd dat het membraan zo’n lijntje is, dat je om een cel heen trekt. Maar sindsdien hebben we geleerd dat het membraan uit vet bestaat. Het interessante is dat vet – het is een dubbele laag vet die daar zit – niet van water houdt. Dus het membraan zorgt dat er binnen in de cel een bepaalde soort vloeistof kan zitten, het cytoplasma, het celvocht. En dat buiten de cel een totaal ander vloeistof milieu kan zijn. Dat is, waar dat vette membraan voor zorgt. Het is natuurlijk heel mooi dat dat er is, maar hoe kan de cel dan in contact staan met zijn omgeving? Dat gebeurt als volgt. In het vet van de membraan zitten honderden eiwitten en eiwit-achtige substanties. Deze eiwitten vormen een soort kanaaltjes, die open en dicht gezet kunnen worden; of het zijn enzymen en daardoor kunnen stoffen van buiten naar binnen komen en van binnen naar buiten gaan. Een van deze enzymen die in de celwand zitten, is het zogenaamde ACE-enzym of de ACE-receptor. Daar hebben jullie waarschijnlijk inmiddels van gehoord, met name van de ACE-2-receptor. Die zit met name in de vaatwanden. De ACE-receptor en de ACE-2-receptor zijn heel belangrijk in het lichaam. Ze zorgen ervoor, met andere factoren, dat er een balans is in de bloeddruk en in het hele vaatstelsel. Ze doen dit via het activeren (ACE-receptor) of de-activeren (ACE-2-receptor) van de stof angiotensine.

Doordat we bloeddrukmedicijnen hebben, die op de al langer bekende ACE-receptor werken, weten we ook dat de ACE-receptor daarbij een heel belangrijke eigenschap heeft, die voor ons heel interessant is, omdat het coronavirus via de ACE-2-receptor in de cel inkomt. Die eigenschap is, dat het bij verhogen van de bloeddruk, het de vaatwanden ook een beetje dikker kan maken. Je krijgt extra spierweefsel in de vaatwanden, dat is ook in de hartspier zo. Bij hoge bloeddruk treedt dit fenomeen in de hartspier en vaatwanden versterkt op. Het is heel moeilijk om dat weg te krijgen met bloeddrukverlagende middelen. Het is net als, wanneer je spieren traint. Dan krijg je dikkere spieren en dat gaat niet zomaar weer weg. Behalve als je wat betreft de vaatwanden iets met bijvoorbeeld die ACE-receptor doet. Dus de enige manier om iets te doen aan de fysieke veranderingen die plaatsvinden in de spierwand van de bloedvaten, is via hoge bloeddrukmiddelen die werken op de ACE-receptor: de zogenaamde ACE-remmers.

Het significante fenomeen voor ons is dat de ACE-receptor en ACE-2-receptor in feite een belangrijk onderdeel van de fysieke vorm van onze vaten mede bepaalt. Wat betekent dat? Wat we zien is een virus dat binnenkomt via een receptor. Een virus is een bijna dood, mineraal wezen. Het heeft alleen nog maar dat RNA met een membraantje eromheen en verder kan het helemaal niets. Dus het heeft cellen nodig om zich in te vermenigvuldigen. Het wil heel graag hier in het cytoplasma [er wordt gewezen naar de tekening op het bord] terecht komen, want daar kan het als mRNA onze cel aanzetten tot het vormen van eiwitten die het virus graag wil zien, namelijk eiwitten die nodig zijn zodat het virus zich kan vermenigvuldigen. Bij de ontwikkeling van het virus is dus die ACE-2-receptor essentieel. En die ACE-2-receptor zit bovendien in de longen. De longen zijn antroposofisch gezien ons meest fysieke orgaan. Het orgaan van het fysieke lichaam. Bovendien is het virus zelf, als organisme, ook bijna alleen maar fysiek. Het heeft geen metabolisme of wat dan ook, het is totaal afhankelijk van de buitenwereld. Dat is dus de ene kant, dus de kant van het fysieke lichaam. 
 

Onze ik-organisatie

De andere kant van het fenomeen is dat die ACE-receptor en die ACE-2-receptor zich met name in het hart-vaatsysteem bevinden. Daarom verspreidt het zich ook zo makkelijk door het lichaam omdat in het vaatsysteem ook de receptoren zitten, waardoor het virus binnen kan komen, in de wand van de bloedvaten. Het hart-vaatsysteem is een manier waarop de ik-organisatie werkt in het lichaam. Het COVID-19 virus beïnvloedt de manier waarop de ik-organisatie met name in het fysieke lichaam werkt, niet in het etherlichaam, niet in het astraallichaam, maar in het fysieke lichaam; dat is de andere achtergrond van deze ziekte. Vandaar ook dat de medicijnen die we nodig hebben allemaal iets met de ik-organisatie doen. Dus wat betekent dat in feite? Wat doen we met ons fysieke lichaam? Met ons fysieke lichaam doen we dingen in de wereld. Dat is waar we ons fysieke lichaam voor nodig hebben. Als mensheid doen we allerlei dingen in de wereld. Maar we zijn een beetje onnozel, als ik zo vrij mag zijn om dat te zeggen. We lopen eigenlijk rond als een soort Parcival en denken: o, dat is leuk zeg, of dat is lekker, dat wil ik graag eten, of ik wil graag vliegen, of daaraan kan ik mooi verdienen! Maar er is luchtvervuiling, er is overgewicht en diabetes. Desondanks gaan we toch maar door. En het dierenrijk, ja, zo gaan we ook om met dierenwelzijn. Als een soort Parcival lopen wij als een dwaas door de natuur heen. Voor Parcival was het nodig dat hij na zijn eerste komst in de graalburcht weer naar buiten werd gestuurd en op dat moment werd hij schuldig. Tot dat moment was hij onnozel en rein, maar toen hij in de graalburcht totaal niet zag wat er moest gebeuren, nl. te vragen: “wat heb je nodig?” werd hij schuldig. Zo zijn we als mensheid allemaal schuldig geworden. Parcival moest lange omzwervingen door de wereld maken om tenslotte als koning in de wereld te kunnen staan. 
 

Het bewustzijn

Ik wil nog één stukje van deze puzzel belichten, want een van de vragen is natuurlijk: hoe werkt dat nou eigenlijk? We hebben dus altijd als een soort dwaas door de wereld heen gelopen. Rudolf Steiner vertelt, hoe ons bewustzijn zich in de loop van de eeuwen heeft ontwikkeld. Tweeduizend jaar geleden hadden we een totaal ander bewustzijn dan nu. Sindsdien zijn er ontwikkelingen in het bewustzijn geweest en die zijn ook te volgen. De manier waarop we toen leefden, is dat we elkaar sprookjes, mythen en sagen vertelden. Nu doen we dat niet meer zo. Nu vertellen we elkaar dingen via de prachtige studies die we doen. Onze tegenwoordige wetenschap toont aan dat, wanneer je bewustzijn verandert, er ook veranderingen in het menselijk lichaam, en dus genetische veranderingen, mee gepaard gaan. Die veranderingen in het menselijk lichaam maken mogelijk dat ons bewustzijn mee verandert. Dit is ook iets waar Rudolf Steiner ons steeds weer op wijst. Daarom is het menselijk lichaam ook zo enorm belangrijk. Dus de veranderingen in het menselijk lichaam hebben meestal te maken met het feit dat er een genetische verandering plaatsvindt in ons lichaam, dat kleine of grotere stukken van onze eigenschappen veranderen. Het mooie daarvan is dat virussen daar ook een rol in zouden kunnen spelen. Dat er veranderingen komen in het menselijk lichaam, die het ons mogelijk maken om een volgende stap te zetten in onze ontwikkeling. 
 

De moraliteit

Jullie begrijpen al dat mijn volgende vraag zal zijn: waarom dit virus nu? Wat vraagt dit virus van ons? Het virus interfereert met de manier waarop de ik-organisatie in ons fysieke lichaam werkt. Daar komt dus nog een belangrijk aspect naar voren. Ons leven in het fysieke lichaam maakt het ons mogelijk om moraliteit te ontwikkelen. Rudolf Steiner beschrijft hoe we als baby’s naar beneden toe komen en dat we dan geheel open zijn. En op de aarde, als Ik in ons fysieke lichaam kunnen wij moraliteit ontwikkelen. Interessant genoeg tast dit virus ook ons reukorgaan aan. Als zintuig helpt de reuk ons om te ruiken wat goed is en wat niet, om onze moraliteit te ontwikkelen. Vanuit dit gezichtspunt denk ik, dat dit virus ons vraagt als ik-mens in de wereld te gaan staan en te kijken hoe het met onze moraliteit zit. Wat is daar goed aan en wat wil ik er eventueel aan veranderen: mijn relatie tot de lucht en de luchtvervuiling, mijn relatie tot de welvaart en de welvaartsziekten, mijn relatie tot het dierenwelzijn? Dat we de wereld gaan vragen: “Wat heb je nodig?”

Als je de krant leest zie je dat de mensen dat overal zo voelen. Maar, wat we in ons binnenste wezen eigenlijk het liefst zouden willen is een maatschappij zoals die was voordat het virus kwam. Dat is onze grote wens. Het is niet gemakkelijk om je leefstijl te veranderen. Wel kan het helpen om dat samen te doen met andere mensen en te kijken wat wij kunnen doen om een nieuwe stap te zetten in onze ontwikkeling als mensheid. En onszelf de vraag te stellen: “Wat kan ik als ik-mens daarvoor doen?” 
 
Dat is het beeld dat ik wilde schetsen van de fysiologie van het Coronavirus en COVID-19, in de hoop om vanuit de fenomenologie van wat we zien in de fysiologie een beeld te geven van de opgave die van ons gevraagd wordt – voor zover ik dat nu op dit moment kan zien, want ook mijn inzichten veranderen en ontwikkelen zich voortdurend – dat we daar langzamerhand zicht op krijgen en ook gemotiveerd worden om er werkelijk iets mee te doen.

Publicatie van deze online voordracht was mogelijk dankzij de organisatoren van herfstcongres.nl