Tuinmanszorgen

Door Redactie - In: column - 10 juli 2020

Column Jan Graafland | beeld Shutterstock


De eerste goudsbloemen bloeien. Stralend oranje. Gierzwaluwen hoog in de lucht verkondigen de bloei van de stinkende gouwe. Helder geel. De spoorbloem bloeit vroeg dit jaar. Fram­boosrood.

Het voorjaar komt met prachtige kleuren. Het groen, hoe massaal aanwezig ook, houdt zich maar zo’n beetje op de achtergrond. Groen dringt zich niet op, zoals de klaprozen met hun rood. Evenmin neigt groen van mij weg, zoals het blauw van de hemel. Groen houdt het midden. Groen is in balans. Groen brengt ook ons in balans. Groen brengt ons bij onszelf. Groen voorziet ons van de zuurstof die we inademen, de voeding die we tot ons nemen, de harmonie die we ervaren aan de natuur om ons heen. Groen zorgt onophoudelijk voor ons. Zoals groen voor ons zorgt, zo kunnen wij niet voor onszelf zorgen.

Tuinmanszorgen

Soms zorgt groen heel letterlijk voor ons, bijvoorbeeld als grondstof voor geneesmiddelen. Eigenlijk is het wonder van de geneeskracht van alle planten tot één algemeen principe terug te brengen: de plant neemt mineralen op uit de bodem en verweeft die in zijn levensproces. De plant als bevrijder van de materie, zoals we dat bij Weleda zeggen. Voor ons is deze verheffing van het dode mineraal door de plant naar het niveau van het leven al de eerste stap in de geneesmiddelbereiding.

Ik kan nog geen grasspriet laten groeien als hij niet wil, laat staan een Belladonna. Ooit, tijdens de landbouwopleiding, leerde BD-landbouw voorvechter Michiel Rietveld ons dat elk rijk op aarde naar zijn eigen aard verzorgd moet worden. De bodem naar de behoeften van een bodem, de plant als plant, het dier als dier, de mens als mens. Zo hebben planten behoefte aan een gezonde bodem. Kunstmest, daar kan een plant niets mee. Bij Weleda proberen we voor elk geneeskruid die omstandigheden te creëren waarin het optimaal tot zijn recht komt. Duizendguldenkruid krijgt schrale, natte grond. Paardenbloemen zetten we in de weide. Bitterzoet mag gewoon tussen het riet.

Lange tijd lukte het ons maar niet grootschalig stinkende gouwe (Chelidonium majus) op te kweken. In zaaibakjes hem laten kiemen ging nog wel, maar in geen enkel bed of veldje waar we hem uitplantten wilde hij gedijen. Ik besloot eens wat beter op dat plantje te gaan letten. Wat me opviel, was dat je hem nooit zomaar, blootgesteld aan weer en wind, in het open veld ziet staan. Waar je hem ziet, is onder heggen, aan de voet van bomen of bosschages, langs oude muurtjes. Stinkende gouwe wil beschutting. Ik besloot het over een andere boeg te gooien. Stopte met te proberen de stinkende gouwe een standplaats op te dringen. We verspreidden zijn zaadjes her en der door de tuin, onder de heggen, langs de gevels van het gebouw, bij bomen en struiken. Het jaar daarop al vonden we op al die plekken talloze kiemlingen. Sindsdien houdt stinkende gouwe oogsten voor ons in: het aflopen van de beschutte hoekjes van de tuin. Weer een tuinmanszorg minder.


Jan Graafland verzorgt al twintig jaar de biodynamische Weledatuin met medicinale planten en bijenvolken in Zoetermeer. Waarneming is misschien wel zijn belangrijkste tuingereedschap. Onlangs verscheen zijn boek Groene Genade.