Tandarts voor de hele mens

Door Redactie - In: tandheelkunde, therapie - 10 juli 2020

Tekst Manon Berendse | Beeld Pixabay


Als het aan Peter Borm ligt, is de vraag wie je aan het worden bent als mens ook voor een tandarts belangrijk om te stellen. Toch kan hij maar weinig kwijt van zijn integratieve opvattingen tijdens een consult. Daarom schrijft hij sinds kort een infobulletin aan zijn patiënten waarin hij steeds een ander onderwerp belicht. ‘Plat gezegd is tandheelkunde verworden tot ‘boren en scoren’. Maar ik behandel geen gebit – ik wil me verhouden tot heel de mens en dat vraagt om een andere manier van kijken.’

 

Tandarts voor de hele mens

Hoe komt dat eigenlijk, dat we ingrijpen en behandelen zo hoog in het vaandel zijn gaan dragen? Peter Borm worstelt er zelf regelmatig mee, want ook zijn patiënten komen in eerste instantie vaak voor een quick fix: niemand heeft graag pijn. ‘Natuurlijk ga je dan behandelen en dat kun je in principe eindeloos herhalen. De gangbare geneeskunde en tandheelkunde houden zich voornamelijk bezig met het wegnemen van verschijnselen, het herstellen van de gevolgen van een aandoening of het verzachten van leed. Maar als je je richt op de oorzaak van de aandoening, dan breng je een proces op gang dat gericht is op genezen en dat is altijd maatwerk. Daar heb ik de patiënt bij nodig.’

In het leven staat niets vast, dus ook de tanden niet

Levensthema’s

Als je geïnteresseerd bent in de samenhang tussen aandoening en persoon, kom je uit bij zijn levensloop. Vergeleken met ons gemoed (ziel) en onze persoonlijkheid (geest) is ons lichaam misschien wel het minst bepalende element, maar we gaan nu eenmaal graag uit van materie. Alles wat niet lichamelijk verklaard of verholpen kan worden, noemen we ‘toevallig’ of ‘vergezocht’. Toch kom ik telkens weer tot de conclusie dat levensthema’s ons meer te vertellen hebben dan ons lichaam. Als je daar aandacht voor hebt, kun je mensen echt verder helpen. Geneeskunde hoort geen verdienmodel te zijn – het is een wezenlijk onderdeel van het leven. Dit principe leer je niet als je studeert voor tandarts aan de universiteit. Het boek ‘Allgemeine Menschkunde’ van Rudolf Steiner hielp mij als beginnende tandarts op weg. Ik begon verbanden te vermoeden tussen gebitsvorming en de zevenjaarsontwikkeling die we als mens doormaken. In de eerste zeven jaar vormt zich het melkgebit. In de tweede periode van zeven jaar komen vaste tanden en kiezen door. Onze verstandskiezen doen er in totaal 28 jaar over: pas dan hebben alle 32 elementen van ons gebit zich echt gezet. Uiteindelijk gaat het erom hoe je tanden en kiezen op elkaar staan. Je zou ook kunnen zeggen: op hoe je dichtbijt. Leerrijpheid wordt bijvoorbeeld nog wel eens in verband gebracht met het moment dat kinderen gaan wisselen, maar het moment waarop hun tanden en kiezen elkaar echt raken, is een preciezer indicatie. Dan pas komt er energie beschikbaar voor cognitief leren. Het spreekwoord zegt het al: we zullen onze tanden ergens in moeten zetten, willen we van het leven iets kunnen maken.’

De mond is een poort tot lichaam, gemoed én persoonlijkheid

Gestold karma

‘Je zou kunnen zeggen dat ik het als mijn taak zie om te voorkomen dat je bij mij in de stoel komt te zitten. Preventie kan een groot goed zijn. Gebitsproblemen kunnen immers ontstaan door een combinatie van factoren variërend van stress tot een ongezonde manier van leven. Daarin kunnen we veel doen. Mensen willen in hun leven iets bereiken. Als tandarts is het mijn verantwoordelijkheid om mensen te helpen bij het volbrengen van hun ontwikkeling. Dat ik daar iets aan mag bijdragen beschouw ik als een voorrecht.’

Steiner bestuderen in de hoop aanknopingspunten te vinden voor een vollediger opvatting van tandheelkunde is sprokkelen geblazen, maar Peter Borm schept er genoegen in. ‘In zijn eerste medische voordracht voor artsen (onder wie vier tandartsen) beschrijft Steiner de mens als een hoofd wat zich voornamelijk gevormd heeft in het verleden. De rest van het lichaam vertegenwoordigt de toekomst. Alsof het lichaam pas op een later moment aan het hoofd is gehangen. Hij vraagt zich dus af of je als arts kijkt naar het verleden of naar de toekomst. Dat is interessant. Tanden vormen zich zo langzaam – je zou het gebit ook gestold karma kunnen noemen. Ik hoop dat we ooit nog eens een beter woord vinden voor het begrip karma, maar gebitsvorming hangt voor mij zonder meer samen met je levensloop en je welbevinden. Wist je dat de tandkiemen zich al vormen in week 6 van de embryonale ontwikkeling, als ook het hart gaat pulseren? En dat het hartje in week 4 letterlijk op de tong ligt? En dat kiezen soms wel vijf wortels hebben boordevol zenuwstrengetjes die stuk voor stuk verbonden zijn met een apart gebiedje in de hersenen? Waarom krijgen tanden zo veel ruimte? Als het alleen zou gaan om het doorgeven van voedsel naar de maag zou een klepje vlak boven de maag logischer zijn geweest. Bovendien: geen gebit is gelijk. De vorm hangt nauw samen met wat we meemaken in ons leven. Mensen met een sterk ontwikkelde bovenkaak bijvoorbeeld verbinden zich zo makkelijk met hun omgeving, dat ze zichzelf wel eens vergeten. Mensen met een sterk ontwikkelde onderkaak blijven juist te veel bij zichzelf.

Ook speeksel vertelt ons van alles. Ga maar na: watertanden doen we bij de bakker en niet voor een zaal van honderd mensen die we moeten toespreken. Speeksel en ook tandglazuur reageren continu op hoe we ons voelen en op wat er over onze tong naar binnen én naar buiten gaat. Ik denk dat de mond een poort is tot lichaam, ziel én geest.’

Vaak kun je ruimte scheppen in het gebit met euritmietherapie

Betere balans

‘Hoe nauw boven- en onderkaak samenhangen, heb ik ervaren toen een patiënt zich bij me meldde die twintig jaar eerder door een ongeluk onder- en bovenkaak opnieuw moest laten zetten. Technisch gesproken was dat perfect gedaan, maar de patiënt herkende zichzelf niet meer. Niet bij het kijken naar zichzelf in de spiegel, maar innerlijk ook niet. In feite kreeg ik de vraag voorgelegd: ‘hoe sta ik in de wereld?’ Dat is iets voor de patiënt om de tanden in te zetten, dus adviseerde ik heileuritmie. Door je te verdiepen in wat je beweegt, versterk je de beleving van je eigen ik. Beweging is de tegenpool van vorm: daarin vind je de sleutel tot een betere balans. Tanden zijn dan misschien het hardste element in ons lichaam, toch bewegen ze met ons mee. Ze laten ons zien waar er disbalans is ontstaan, maar tonen ons ook onze ontwikkeling. In het leven staat niets vast, dus ook de tanden niet. Kinderen laten dat heel mooi zien als melktanden door komen of als ze gaan wisselen. Maar het geldt ook voor een volwassen gebit: euritmie kan veel betekenen voor mensen die problemen hebben met bijvoorbeeld verstandskiezen die in de knel raken. Wat knelt er nog meer in hun leven? Wat heeft ruimte nodig? Met kiezen trekken ben ik voorzichtig: dat heeft invloed op de schedel en op de hoeveelheid zuurstof die je kunt opnemen. Vaak kun je ruimte scheppen in het gebit met euritmietherapie. Ook leefstijlgerelateerde zaken als gezonde voeding, stressreductie en het gezond houden van je mond zijn helpend.’

Samenwerken

‘Daarom is het ook zo zinvol om samen te werken met andere disciplines; Steiner hoopte al dat artsen en tandartsen in de toekomst nauwer zouden gaan samenwerken. Het geeft enorm veel voldoening, maar ik ken geen collega’s die dat ook op structurele basis doen. Zelf werk ik samen met een integratief arts en met verschillende euritmietherapeuten. Ook heb ik veel geleerd tijdens scholingsdagen in het Goetheanum in Zwitserland, onder leiding van Otto Wolf; biochemicus en later praktiserend arts en schoolarts. Hij zei altijd: ‘Ik vertel je wat artsen niet willen horen.’ Biochemie en menskunde staan niet tegenover elkaar, maar liggen juist in elkaars verlengde. Veel artsen zoeken het in het voorschrijven van middelen, maar ik denk dat je je ook moet durven begeven op het gebied van de inzichten. Die kun je niet aanleren. Je kunt er alleen voor open staan. Ook tijdens het volgen van de opleiding voor antroposofische tandheelkunde in Duitsland heb ik ervaren dat je elkaar en je patiënten scherp kunt houden en inspireren. Dan krijgt een begrip als zorgrelatie echt betekenis.’


Peter Borm rondde zijn studie tandheelkunde af in 1975 aan de universiteit van Nijmegen, waarna hij drie jaar werkte als tandarts in Malawi. Daarna werd hij directeur van de Dienst Jeugd Tandverzorging Oost Gelderland tot deze vorm van tandzorg werd opgeheven in Nederland. Het was de tijd dat jonge kinderen gezien werden door een tandarts, in ultramoderne bussen die naar de scholen toe kwamen. Sinds 1983 houdt Peter Borm praktijk in Arnhem. Met ingang van dit nummer deelt hij zijn kennis in een column. | tandartsborm.nl

Peter Borm vertelde in dit interview al eens over zijn praktijk.

Hoe patiënten dat beleven, lees je hier.