Hoor de stilte van het hart

Door Redactie - In: therapie - 2 mei 2017

Tekst: Petra Essink Fotografie: Heidi Arts


Drie huisartsen en zes therapeuten van Therapeuticum Aurum te Zoetermeer zijn enthousiast geworden voor het concept van de Duitse ‘Herzschulen’. In de herfst van 2017 organiseert dit hartteam voor de vierde keer een Nederlandse ‘hartschool’ voor hart- en vaatpatiënten en hun eventuele partners, waarin op ongedwongen wijze een aanzet wordt gegeven tot gezonde leefstijlverandering, hernieuwd vertrouwen en nieuwe zingeving. Dit gebeurt in zeven bijeenkomsten door middel van gezamenlijke kookworkshops, beweging en ontspanning, kunstzinnige activiteiten als schilderen en muziek, interactieve informatiemomenten en kringgesprekken. Deze hartschool krijgt hoge waarderingen van de deelnemers en één of twee jaar ná een hartschool ervaart men persoonlijke groei, meer vertrouwen, meer levensvreugde en nieuwe vriendschappen. Én het enthousiast blijven voor een gezondere leefstijl. 

Hoor de stilte van het hart

Om te beginnen hieronder twee van de drie bij de hartschool betrokken huisartsen, Marco Ephraïm en Joriet Schneider aan het woord. Samen met hun collega Jeannette van der Schuit verzorgen zij in de hartschool beurtelings inleidingen met gesprek over de antroposofische kijk op hart- en vaatziekten en het bijbehorende aanbod aan therapieën en medicamenten.

 

‘Een hart- of vaatziekte raakt mensen meestal in het diepst van hun wezen,’ is het eerste wat Ephraïm zegt nadat hem gevraagd wordt hoe een antroposofisch arts naar hart- en vaatziekten kijkt. En vervolgens: ‘Het leven van mensen die dit overkomt wordt letterlijk even stilgelegd. Ruimte maken voor die stilte is in feite het belangrijkste waar het therapeutische proces mee begint. Om duidelijk te maken wat ik daarmee bedoel moet ik eerst uitleggen hoe de antroposofische geneeskunde naar het hart kijkt.

Een belangrijk verschil met de reguliere visie, is dat een antroposofische arts het hart niet sec ziet als een pomp. De stroom van het bloed is deels al uit zichzelf aanwezig is en wordt slechts gedeeltelijk voortgestuwd door het hart. Al heel vroeg in de embryologische ontwikkeling ontstaan bloedvaatjes waardoorheen vloeistof stroomt terwijl er nog geen hart klopt. Embryologisch gezien wordt het hart boven het hoofd aangelegd! Door de voorwaartse kromming van het embryo belandt deze hartaanleg rond de 18e tot 21e dag in de borstkas en begint dán pas te kloppen. Deze ontwikkelingsvolgorde laat zien dat de bloedstroom primair is. Vervolgens ga je zien dat het hart niet alleen maar bloed rondpompt, maar dat het zijn kracht ook aanwendt om het bloed bij iedere hartslag juist heel even tot stilstand te brengen (vlak voor het samentrekken van de hartspier, de systole), om het daarna met de hartcontractie  opnieuw een zetje mee te geven om weer verder te stromen. Het bijzondere is dat er met dit tot stilstand brengen van de bloedstroom echt een moment van stilte ontstaat. Vanuit het besef dat in ieders bloed heel veel wordt uitgedrukt van de persoonlijkheid (zoals de immuniteit) kun je dit stiltemoment zien als een ‘waarnemingsmoment’ waarop het hart het bloed aftast en het vraagt: hoe gaat het ermee? Als ik dit vertel aan de deelnemers van de hartschool ontstaat er vaak verwondering en ook liefde en respect voor ons zo bijzonder georganiseerde lichaam. Ik ben altijd heel blij als ik dat opmerk, want verwondering opent je hart. Bij het doormaken van een hartziekte kunnen deze positieve gevoelens een tegenwicht bieden aan de angst.’

Cijfers hart- en vaatziekten

Dat hart- en vaatziekten in onze tijd wijdverbreid zijn illustreren de artsen met cijfers: ‘Aurum telt zo’n 6600 patiënten, waarvan er ca. 400 lijden (of leden) aan een vorm van een hart- of vaatziekte (incl. ook beroerte). Daarnaast is er nog een grote groep van ca. 1000 mensen met een verhoogd risico op een hart- of vaatziekte omdat ze roken, te weinig bewegen, een hoge bloeddruk, te veel cholesterol of suikerziekte hebben, te veel chronische stress hebben of omdat er sprake is van een erfelijke aanleg. Het is bekend dat ca. 28% van alle mensen aan een hart- of vaatziekte overlijdt, 31% aan kanker en 41% aan alle andere ziekten en ongevallen (CBS, 2015).’

Verdichting van de slagaderen

Ephraïm benadrukt dat het bijzonder is dat het hart in het lichaam een middenpositie inneemt. ‘Het hart heeft niet voor niets zijn unieke plaats tussen het hoofd en de stofwisseling. Antroposofisch gezien kun je vanuit dit gegeven drie groepen hart- en vaatziekten onderscheiden. Allereerst zijn er de zogenaamde atherosclerotische hart- en vaatziekten, waarbij de kernproblematiek is samen te vatten als: te veel verdichting en te veel vorm. Oftewel: een ‘te fysiek worden’ van hart- en bloedvaten, die dichtslibben waardoor er zuurstofgebrek (ischaemie) optreedt en pijn op de borst (angina pectoris) ervaren wordt, eerst bij inspanning en later ook in rust. ‘Etalagebenen’, waarbij mensen na iedere honderd meter die ze lopen even stil moeten staan om bij te komen is een ander voorbeeld van deze groep ziekten. Die verdichtende tendens is vergelijkbaar met het compact gebouwde hoofd en het zenuw-zintuigstelsel. Te veel hoofddynamiek (vorm, verdichting) in hart en vaten zou je kunnen zeggen. In het hart kan daardoor zelfs een stukje hartspier afsterven. Als dat gebeurt spreek je van een hartinfarct. Zo’n infarct ervaren mensen vaak als een acute gebeurtenis die gepaard met een hevige snoerende pijn. Maar het kan ook stilletjes verlopen, want het dichtslibben van kransslagaderen gebeurt nooit van de ene op de andere dag. Vaak hebben mensen al een tijd last van druk op de borst of is hun conditie achteruitgegaan.’

Uitdijen van het hart

‘Bij de tweede groep hart- en vaatziekten is er, tegengesteld aan de verdichtende tendens van de eerste groep, juist sprake van een teveel uitdijen van het hartweefsel (vormverlies). Daardoor krijg je te maken met ‘hartfalen’. Een gevolg daarvan is dat het lichaam te veel vocht gaat vasthouden omdat hart de stroom van het bloed niet meer kan bijbenen. Wanneer er tevens gebreken aan de hartkleppen zijn (ook een soort vormverlies), kunnen die niet goed meer sluiten, waardoor er bij iedere hartslag bloed teruglekt. Dit vergroot ook de kans op hartfalen.’

Verstoring van het ritme

‘Dan is er nog een derde groep hart- en vaatziekten: die van de hartritmestoornissen. Die heb je in allerlei soorten, van onschuldig tot heel gevaarlijk. Ritmestoornissen kunnen een gevoel van hartkloppingen geven, al of niet aanvalsgewijs, al of niet met duizeligheid. Vaak zijn er gecombineerde hartklachten van atherosclerotische aard (groep 1) met hartklepgebreken (groep 2) of hartritmestoornissen (groep 3). Meestal ligt het accent op één van die drie gebieden, afhankelijk van welke soort klachten en symptomen overheersen. Als antroposofisch arts kijk ik hoe die drieledigheid uit balans is, omdat dat het aanknopingspunt is voor de therapie.’

Kracht van het midden

‘We zien het als onze taak om te kijken hoe we iemand kunnen helpen zelf de kracht van het midden te hervinden, zodat het hart- en vaatstelsel weer in balans kan komen. Er zijn bij hartziekten verschillende doelen te stellen waarvan de belangrijkste zijn: ontkrampen, het verbeteren van de uitscheiding, het opnieuw doorwarmen en doorstromen van het lichaam, het tot rust brengen van de hartstreek en het versterken van de hartspier. Ontkrampen is nodig, onder andere bij pijn op de borst (angina pectoris) en hoge bloeddruk. In de reguliere geneeskunde gebeurt dit met name door bèta-blokkers en ace-remmers. Enkele mogelijke bijwerkingen daarvan zijn: koude handen en voeten, impotentie en prikkelhoest.  In de antroposofisch geneeskunde bestaan de volgende ontkrampende middelen: Nicotiana (tabaksplant), Cuprum (koper en koperverbindingen), Magnesium, Cactus grandiflores (koningin van de nacht, een cactus), of Belladonna (wolfskers).

Uitscheiden van teveel vocht is ook belangrijk. In de reguliere geneeskunde gebeurt dit vooral door plaspillen, de zogenaamde diuretica. Deze kunnen bijwerkingen hebben op de zoutregulatie en de nierfunctie. In de antroposofische geneeskunde worden hierbij verschillende plantaardige medicijnen gebruikt die onder andere de functie van de nieren versterken, zoals vlierbloesem, lindebloesem, paardenstaart (Equisetum), berkenblad (Betula), guldenroede (Solidago) en citroen.

Heel belangrijk is dat het lichaam opnieuw goed doorwarmd en ‘doorstroomd’ raakt. Behalve beweging en massage kunnen koperzalf, rozemarijnzalf en verschillende doorwarmende oliën hierbij goed helpen.

Ook is het mogelijk rust te brengen in de hartstreek, bijvoorbeeld door het geven van een zogenaamde hartinwrijving met zalf van Aurum(goud), Lavendel en Rozen (door verpleegkundige of fysiotherapeut) of door het zelf leren aanbrengen van een zalflap.
Tot slot kun je nog werken aan het versterken van de hartspier: in de reguliere geneeskunde wordt hiervoor meestal digoxine (Lanoxin) gebruikt. Dit middel is afgeleid van de digitalis, het (giftige) vingerhoedskruid. In de antroposofische geneeskunde worden alleen zuiver plantaardige medicijnen zoals Crataegus (meidoorn) gebruikt als hartversterking.

Sleutelboem, ezelsdistel en bilzenkruid

Schneider: ‘Een antroposofisch middel, ontwikkeld door Rudolf Steiner en Ita Wegman, dat wij vrijwel altijd voorschrijven bij hart- en vaatproblematiek is Cardiodoron. In dit middel zijn drie planten verwerkt, die elkaar aanvullen en versterken omdat ze corresponderen met de drieledigheid (hoofd, hart en stofwisseling) in de mens. Samen geven ze een gezond ‘oerbeeld’ aan het menselijke lichaam door: de sleutelbloem vanwege haar enorme vitaliteit (die correspondeert met de stofwisseling), de ezelsdistel met haar sterke vormkracht (vanuit het hoofd) en het bilzenkruid dat een sterke ritmische opbouw heeft en daardoor versterkend werkt op het middengebied. In onze inleiding over de antroposofische geneesmiddelen bespreken we de planten vanuit de fenomenen, laten we ze zien en ervaren (tast en geur), zo mogelijk in het echt of via een olie en als het niet anders kan via een projector.’

Ephraïm: ‘Meestal zijn zowel reguliere als antroposofische geneesmiddelen nodig. Maar onze ervaring laat zien dat wanneer leefstijlverandering duurzaam lukt en meer stabilisatie optreedt, er dikwijls minder reguliere medicatie nodig is.’

Iedere ernstige ziekte en zeker een hartziekte, heeft als uitdaging om een nieuwe verbinding met jezelf, met je omgeving en je naasten te vinden. Leefstijlverandering staat daarom vaak centraal in revalidatietrajecten voor hartpatiënten. Dat geldt ook voor de hartschool. ‘Maar wij doen het net ietsje anders’, vertelt Schneider. ‘Want echte veranderingen kunnen volgens ons alleen maar plaatsvinden door intrinsieke motivatie, doordat je ergens echt warm voor loopt. En niet omdat het móet.’

Persoonlijke zoektocht

Schneider: ‘Wat ik vaak zie bij hartpatiënten is dat ze óf vanuit schrik compleet in de stilstand schieten (‘Oh help, wat is mij overkomen’). Óf dat ze juist helemaal de andere kant op gaan, nog meer in beweging komen dan ze al deden met als onderliggend doel: ‘Ik moet álles uit mijn leven halen, nu het nog kan!’ Beide manieren van doen zijn ingegeven door angst. En dat is niet raar want na een hartinfarct is niets meer vanzelfsprekend. Terugkeren naar het oude vertrouwde is onmogelijk, want je hart liet je in de steek. Daarom is een belangrijk doel van de hartschool mensen ervaringen te geven waarin ze toe kunnen werken naar een nieuw en verdiept vertrouwen, in hun lichaam en in zichzelf. En dat gaat altijd samen met het zoeken naar een nieuwe zin van het leven. Die zoektocht is heel persoonlijk.’

Angst mag er zijn

‘Hartpatiënten krijgen vanuit de reguliere geneeskunde het aanbod mee te doen aan standaard revalidatieprogramma’s, waarin aandacht is voor voeding, beweging en stressmanagement. Dat is een goede zaak, zij het dat er in deze programma’s over het algemeen weinig plaats voor individuele ruimte en voorkeuren. De cursisten van de hartschool worden benaderd in ‘hun zijn als heel mens’ en niet als ‘iemand die iets met zijn hart heeft’. Ik merk in mijn praktijk dat dit iets met hen doet. Ook het feit dat de partner (als die er is) meedoet heeft een grote meerwaarde. Van een stel, waarvan de partner van de hartpatiënt in eerste instantie nogal sceptisch was, bleek uiteindelijk dat hij nog meer aan de hartschool had gehad dan zijn vrouw die hartpatiënt was. Hij werd zich bewust dat ook hij ‘muren om zijn hart had gebouwd’. Daardoor kreeg zijn vrouw ruimte om haar angsten toe te laten en te beseffen dat ze niet langer altijd alleen maar sterk hoefde te zijn.’

Luisteren naar het hart

Ephraïm en Schneider, elkaar aanvullend: ‘De hartschool is geen theoretisch verhaal. Vertrouwen leren hebben in jezelf, je lichaam en in het leven kun je het beste oefenen samen met anderen. Een lotgenotengroep is daarvoor ‘het beste recept’, omdat je zonder veel woorden te gebruiken elkaar snel begrijpt. Door samen te koken (en recepten uit te wisselen), te bewegen (op een ‘bezielde’ manier), euritmie te doen en antroposofische fysiotherapie ervaren mensen hoe zinvol deze dingen zijn. In de kringgesprekken, waarin ieders levensverhaal een plek krijgt leren mensen van elkaar hoe ze om kunnen gaan met hun ziekte en leren ze hun ziekte zien in het perspectief van hun levensloop. Door zo met lotgenoten bezig te zijn werk je eigenlijk aan verbindende krachten die onze samenleving zo hard nodig heeft. En ook het serieus leren luisteren naar de behoeften van het aangedane orgaan, leert mensen om zich met liefde in plaats van schrik tot hun hart te verhouden. En niet onbelangrijk: ze maken nieuwe vrienden. Zo bezien kun je zeggen dat een hartziekte een ‘leerschool is in de liefde’. Eigenlijk geldt dat voor alle chronische ziekten. Er komt ook verdriet vrij, want vaak ontdekken mensen dat ze onvoldoende naar hun fysieke en sociale hart hebben geluisterd.’

De weg tussen angst en overmoed

Ephraïm, tot slot: 'Een hartziekte weerspiegelt iets. ‘Hartepijn', in de breedste zin van het woord, eigenlijk alle hart- en vaatklachten, duiden erop dat er in het middengebied iets knel is komen te zitten. Dikwijls komt dat door alle eisen die de huidige wereld aan ons stelt en onze leefstijl daarbij. Ieder mens gaat in het leven een weg tussen angst en overmoed. Hoe kun je leren leven vanuit liefde en realiteitszin? Het oefenen van die weg, op een manier die bij jou past, dat is eigenlijk het grote onderliggende doel van de hartschool. Wij zouden het geweldig vinden wanneer er binnen de Nederlandse (antroposofische én reguliere) gezondheidszorg meer hartscholen zouden ontstaan!’


Wie is Marco Ephraïm?

Marco (57) werkt sinds 1993 werkt als antroposofisch huisarts in Therapeuticum Aurum. Vanuit zijn passie voor kinderen werkte hij tevens 14 jaar als consultatiebureau-arts en als schoolarts. Sinds 2001 is hij als huisartsopleider verbonden aan de Universiteit van Leiden. Hij geeft regelmatig les aan medische studenten en artsen over thema's uit de antroposofische geneeskunde, in binnen- en buitenland. Vanuit een opleiding over beleid in de zorg is hij recent een project gestart om 'Positieve Gezondheid' aan te bieden aan patiënten met complexe zorgvragen. Hij is getrouwd met Sarah Goudsmit (levenscoach) en heeft drie kinderen. 


Wie is Joriet Schneider?

Joriet (42) werkt sinds zestien jaar vol passie bij Therapeuticum Aurum, in verschillende rollen. Ze begon als doktersassistente tijdens haar geneeskundeopleiding. Later deed ze er haar co-schappen huisartsgeneeskunde. Op deze manier groeide ze op natuurlijke wijze in de antroposofie. In 2008 af rondde ze het basisjaar van de antroposofieopleiding voor huisartsen af. In 2016 begon ze met het  afronden van de opleiding tot antroposofisch huisarts en is tevens huisartsopleider geworden. Joriet en haar man hebben en gezin met vijf kinderen.