Van drie oude mannen, een verpleeghuis en euritmie

Door Redactie - In: ouderen, therapie - 24 april 2016

Tekst I Guido Smeding  | Fotografie I Heidi Arts


Het is een hele klus voor de begeleiders en vrijwilligers van verpleeghuis de Alblashof te Alblasserdam om de deelnemers voor de euritmie binnen te brengen. Toch ontstaat er direct een verwachtingsvolle blije sfeer in de intieme ruimte waar de euritmist haar opwachting maakt. Euritmie is al bijna anderhalf jaar deel van het antroposofische aanbod in het verpleeghuis. Vandaag vormt zich een kleine groep bewoners, sommigen zeer oud, allen met dementie; een zestal vrouwen en drie mannen. Elk verschijnt op zijn eigen markante manier; ingetogen en krom, stil observerend vanuit een rolstoel, wat formeel of juist opgewekt in gesprek met een favoriete vrijwilliger. Liefdevol en geduldig krijgt iedere bewoner een vertrouwd plekje in de kring van stoelen toebedeeld. Ongeschreven wet zijn drie vrije stoelen op rij voor ‘de drie mannen’…

Van drie oude mannen, een verpleeghuis en euritmie

De heren van Es, Dekker en Huitema, respectievelijk 96, 88 en 86 jaar oud, zijn meer dan ‘gewone oude mannen’; zij zijn levende verhalen. Er is weinig nodig om te ervaren dat deze mannen betekenisvolle maatschappelijke levens achter zich hebben. Meneer van Es heeft voor de gelegenheid een stijlvol vestje aangetrokken, terwijl meneer Dekker met levenswijze guitigheid zijn wat verwarde overbuurvrouw aanziet. Hoewel meneer Huitema het meest in zichzelf gekeerd lijkt, is hij bewegelijk en straalt humor uit. In de woorden die hij zo moeilijk vinden kan is toch de discretie voelbaar die hij zich vroeger eigen maakte in een voorname functie, één waarover hij liever niet spreken wil.

Na een kort welkom voor iedereen weet euritmiste Hermie Stolk met een vloeiend gebaar en heldere stem de aandacht van het groepje naar zich toe te trekken; even ontstaat er een stilte. Haast ongemerkt heeft de pianist plaatsgenomen, half verscholen achter de piano. Hij kijkt over de rand in afwachting van een teken van de euritmiste. Een van de aanwezige vrouwen ‘gooit’ nog onverwacht een opmerking in de groep, maar de euritmiste laat zich niet van de wijs brengen en begint haar spreuk met een krachtig gearticuleerd ‘Ik’. Zij kruist haar handen op de borst, terwijl zij afwachtend de kring rond blikt. Meteen blijkt hoe bekend dit ritueel al is bij de bewoners; zij prevelen de tekst mee en spiegelen met hun armen haar gebaar. De piano begint een lichte walsende driekwartsmaat. Haast tastbaar weeft de euritmie een vloeiende lijn tussen woord, klank, muziek en beweging. Een rijk spectrum aan stemmingen zweeft door het zaaltje, raakt de ouderen aan en neemt ze in een stille beweging met zich mee. Zij ‘stijgen’ in hun bewegingen op met de zon, naar de hemel, de wolken, waarna een zachte lenteregen hen mee terug neemt naar de aarde om uiteindelijk weer te eindigen bij ´de zon’.

Het wekt verwondering om te zien hoe de euritmie een brug vormt voor deze oude mensen die door hun dementie haast niets meer uit het heden vasthouden. Een brug die hen weer verbindt aan zichzelf, aan betekenisvolle woorden, aan klanken en gebaren, aan hun medebewoners en aan fijne sferen die ze nu innerlijk wél mee kunnen nemen. Wanneer de piano een puntig ritme neerzet gaan de armbewegingen van meneer Huitema spontaan over in de gebaren van een begeesterd dirigent. Met zachte hand brengt de euritmiste hem terug naar de oefening. Meneer Huitema kijkt haar ondeugend aan, maar knikt begrijpend, terwijl meneer Dekker zich grinnikend naar de geconcentreerde van Es wendt. Ieder van het drietal is verzot op muziek en geniet met volle teugen van de pianoklanken, hoewel het van meneer van Es best wat ‘jazzyer’ mag.

Na een klein uur met pauze eindigt de euritmie met spraak en gebaar: ‘Ik en Jij… samen zijn we Wij’. Alle deelnemers vormen met de (nu warme) handen in elkaar een kring. In blije stemming wordt het samenzijn afgesloten: ’tot volgende week!’.