Over gevoelig

Door Redactie - In: column - 14 april 2015

Column I Arie Bos


Waarschijnlijk zijn de patiënten in antroposofische praktijken niet anders dan die in reguliere praktijken, behalve één bepaalde groep: de mensen die niet tegen reguliere medicijnen kunnen. En die daarom kiezen voor antroposofische of homeopathische geneesmiddelen. Er zijn mensen die steevast op medicijnen reageren met alle bijwerkingen die maar mogelijk zijn. Wat is hier aan de hand? Zijn dat aanstellers? Zit het allemaal tussen de oren? Er zijn vast wel dokters die dat stiekem denken. 

Over gevoelig

Waarom hebben - reguliere en heel soms ook antroposofische - medicijnen eigenlijk bijwerkingen? Dat komt omdat al onze lichaamscellen nu eenmaal afkomstig zijn van die ene bevruchte eicel waarmee we begonnen. Al onze cellen hebben dus hetzelfde DNA als die eicel. Het DNA van een cel bevat de recepten van de processen in de cel en daar hebben die medicijnen effect op. Nu zijn de cellen van de nieren anders dan die van bijvoorbeeld de huid. Dat is mogelijk omdat niet al de genen van het DNA in de verschillende organen en weefsels geraadpleegd kunnen worden, omdat sommige ‘uit’ staan en andere ‘aan’. Dat bepaalt weer hoe de cellen zich zullen gedragen: als niercellen of als huidcellen. Eigenlijk is het geen aan-of-uit-knop, het is meer een soort dimschakelaar. Genen die belangrijk zijn in een niercel kunnen dus ook in een huidcel nog een beetje aanspreekbaar zijn. En dus kunnen ze reageren op een medicijn dat voor de nieren is ontwikkeld.

Waarom is de ene mens gevoeliger dan de ander? Dat heeft te maken met de snelheid van medicijnafbraak in de lever en de snelheid van opname van dat medicijn in de cellen. Die snelheid wordt door een paar genen bepaald. Het blijkt dat sommige mensen die genen dubbel of soms driedubbel hebben (ofwel meerdere ‘kopieën’). Wanneer dat het geval is, komt er weinig medicatie in de cel aan en merk je er dus ook weinig van, net als van de bijwerkingen. Heb je maar één gen zonder kopieën, dan ben je erg gevoelig voor medicijnen en kun je er goed ziek van worden.

Hoe kom je nu aan die kopieën? Van je ouders, uiteraard. Maar het is interessant hoe die kopieën ooit zijn ontstaan. Het blijkt dat organismen reageren op de eisen van de omgeving door het veranderen van de aan/uit-knop in het DNA wat betreft bepaalde genen. En dat levert in de volgende generaties dan vaak verdubbeling op van een bepaald gen dat tegemoet komt aan die eisen. Zo blijkt bij kinderen van moeders die HIV geïnfecteerd zijn een gen verdubbeld of verdriedubbeld te zijn dat beschermt tegen die infectie. En zo zijn in bepaalde bevolkingsgroepen genen verdubbeld die melksuiker helpen verteren, en wel bij die volken die koeien gingen houden. En hetzelfde gebeurde met een gen dat gluten helpt verteren bij de volken die granen gingen verbouwen om te eten. De evolutie is dus geen kwestie van toevallige mutaties. Het is het werk van onbewuste doelgerichte levensprocessen. Maar wanneer bij iemand het gen dat medicijnen afbreekt niet is verdubbeld is er gelukkig geen man overboord: de meeste antroposofische en homeopathische medicijnen hebben weinig tot geen effect op het DNA. Die werken op een ander niveau.

 

s  I  Arie Bos, gepensioneerd antroposofisch huisarts